Overweging (2024 nr 2)

Op 25 juli wordt in de katholieke traditie de feestdag van de heilige apostel Jakobus gevierd, een apostel die veel mensen vooral kennen omdat een beroemde wandelweg – de Camino de Santiago de Compostela – uit veel Europese landen naar zijn graf leidt.

Hij  is dus volgens mij één van de meest populaire heiligen van onze tijd, althans dat zou je kunnen denken als je de enorme groepen mensen ziet die tegenwoordig weer de lange een moeizame pelgrimage vanuit hun eigen oorsprongsplaats naar Santiago de Compostela in Spanje maken.

Daar – in het Noorden van Spanje – ligt volgens de oude traditie het lichaam van de heilige begraven. Ooit op wonderbaarlijke wijze vanuit het heilig land naar zijn huidige rustplaats gebracht was het voor de mensen een bijna onuitputtelijk bron van inspiratie. Het is een van de weinige plaatsen in Spanje die nooit door de Moren voor langere tijd kon worden bezet, een plek ook die door velen vanwege zijn lange traditie als reisdoel als een van de bakermatten van de Europese beschaving wordt gezien. Waarschijnlijk is het dus niet voor niets dat de Spanje voor de kleine rode koperen euromunten koos voor een afbeelding van de façade van deze kerk.

Jakobus, de apostel.
Jakobus, de broer van Johannes evangelist volgens de traditie.
Jakobus, die werd gedood omwille van zijn getuigenis voor Jezus Christus.

Een heilige vanaf de eerste dagen, een mens verhoogd in de ogen van de anderen. Heilig, dus bijna net God zou je kunnen denken. Geen wonder, dat mensen uit alle streken van de wereld naar het graf van zo’n man reizen en hoopten op genezing, op vergeving van zonden, op verandering in en van hun leven. In het evangelie komen we hem onder andere tegen bij Mattheüs (Mt.20, 20-28).

Mattheüs vertelt ons een verhaal dat gemakkelijk tot een wat onplezierig, ongemakkelijk gevoel leidt. De moeder van de zonen van Zebedeus – op zichzelf al een interessant stijlfiguur – komt bij Jezus om voor de toekomst van hun zonen te pleiten. Zij gelooft in Jezus, dat is duidelijk, anders zou zij haar wens niet hoeven te uiten. Maar zij gelooft in zijn macht op een vrij traditionele manier: Jezus is God voor haar, dus hij zal doen wat goden doen: Hij zal zijn volgelingen, in dit geval haar zonen, een schitterende toekomst bezorgen.
En net zoals Farao in Egypte na zijn dood rechts naast de goden kwam te zitten, zo zouden ook haar zonen dicht bij God zijn.
Daarbij was het in Jezus’ groep anders begonnen zou je denken.

Mensen werden aangesproken door Jezus, uitgedaagd door zijn manier van leven en de wijze waarop hij Schrift en traditie van zijn volk opnieuw probeerde uit te leggen. En de groep die met hem mee trok kende geen hiërarchie anders dan het natuurlijke leiderschap van Jezus. Dit leiderschap is niet op macht in de traditionele zin gebaseerd: Jezus heeft er niet voor gevochten, het is volgeling zijn van een grote leraar, niet meer maar vooral ook niet minder. Met deze structuur is de groep van Jezus anders dan de meeste groepen en organisaties die we kennen. In de maatschappij, maar zeker in het bedrijfsleven en het leger is alles zeer duidelijk gestructureerd op basis van duidelijke machtlijnen.

Zo is het onder u niet.
Het zijn woorden die je bijna zacht moet uitspreken, anders is het haast niet te begrijpen.
Wat Jezus hier zegt is een zachte en stille revolutie, wellicht de grootste die er ooit zal zijn. Er wordt niet meer tegen iets gestreden, er wordt iets opzij gezet, een beetje terloops weggehaald als ware het een enigszins uit de mode geraakt voorwerp.
Iets dat je wegneemt zonder verdriet en zonder gemis. Er komt iets nieuws voor in de plaats – dat weet je – iets dat mooier, passender menselijker is. In Jezus groep zal er dienstbaarheid zijn. En in deze dienstbaarheid aan elkaar, in dit omzien naar de naaste ligt de waarachtige verandering. Als je met iemand optrekt ben je niet meer alleen. En in het gevoel van alleen-zijn – dat ons mensen geregeld kan overvallen – daarin ligt de basis van veel verkeerde autoritaire machtsstructuren. Je voelt je alleen ten opzichte van iemand die krachtiger is: je zult zwijgen om je te beschermen en de ander kan zijn weg gaan zoals hij wil. Het wezen van de dictatuur ligt daarin besloten. Maar als je niet meer alleen bent dan vrees je minder, of je kunt je angsten tenminste delen. Bijna alle onrechtvaardige dictaturen begonnen te wankelen toen de mensen hun individualisering doorbraken en niet meer bevreesd waren. Toen zij ongenoegen deelden en zo de machthebbers lieten zien dat het mogelijk is om ook anders te denken. Dát was het waar het Jezus om te doen was, dát was het ook waarom hij zo werd gevreesd door de Schriftgeleerden en farizeeën van zijn tijd. Mensen vonden bondgenoten in hun strijd, de vraag wie onder hen de belangrijkste was werd gewoon opzij geschoven.
Maar wie onder u groot wil worden, die zal uw dienaar zijn: en wie onder u de eerste wil wezen, die zal uw knecht zijn.

Je kunt dit woord van Jezus als neerdrukkend, als moraliserend ervaren. “Dienen” komt gewoon vaak weer de heersende machten ten goede. Maar zo is het hier niet bedoeld. Er wordt hier eerder gedoeld op een natuurlijk gevoel van “meeleven” van “mede ondergaan”. Dat in het eigen hart het leed van de ander iets mee laat bewegen. Zodat je je niet meer mee afvraagt: Wat kan er gedaan worden met de ander? Maar: Wat kan ík voor de ander doen? Wat is noodzakelijk zodat er voor de ander hulp is? Dát is hetgeen volgens Jezus werkelijk relevant is: alleen daarop is menselijke grootheid, menselijke macht gebaseerd. Alle andere dingen worden voor deze achtergrond klein en irrelevant.
En op de een of andere manier kunnen we hier ook een soort boog maken en terugkeren naar de populariteit van Jakobus nu.

Is hij werkelijk een grote volksheilige?

Ik vrees van niet. De meeste mensen weten waarschijnlijk niet eens wie hij was en denken bij heiligheid eerder aan Moeder Teresa of ds. Martin Luther King, aan hun eigen persoonlijke steun en toeverlaat in moeilijke tijden of aan Maria. Ik denk dat het daarin niet ligt.
Maar de mateloos populaire bedevaart naar  Santiago brengt ons toch ook zeer dicht bij de kern van het verhaal uit Mattheüs.
Mensen ervaren tijdens de lange wandeltocht naar Santiago hun eigen sterkte. “Ik kan het volbrengen”. En zij ervaren de solidariteit van de andere wandelaars. Je helpt elkaar erdoorheen als het even moeilijk gaat.
En dan – zo hoorden we Jezus zeggen – dan is God werkelijk nabij, dan leef je als de discipelen: niemand was de grootste en er was geen vrees.

Als dát hetgene is wat Santiago ons mensen nu, ons Europeanen nu leert, dan is hij waarlijk een grote heilige.

Robert Frede, pastoor