Advent (2023-4)

‘Begin van de blijde boodschap van Jezus Christus, de zoon van God.’
Zo begint het evangelie volgens Marcus wat we in het nu beginnende lezingenjaar B in ons directorium zullen volgen.
En ‘blijde boodschap’ is de vertaling van het Griekse woord evangelie.
Het woord evangelie komt uit deze aanhef.
Het is trouwens wel een hele volzin om een verhaal te beginnen. Dit evangelie is het kortste van de vier verhalen over Jezus. Als je je best doet, lees je het in een avond uit. Marcus begint zijn verhaal met de prediking van Johannes. En daarna komt het verhaal dat Jezus gedoopt wordt in de Jordaan.
In dit evangelie niets over de geboorte.
Toch komt Jezus bij Marcus niet uit de lucht vallen. Er is op hem gewacht.
Er is naar hem uitgekeken. En daarom begint hij met het linken en liken van het Oude Testament.
En hij noemt de naam van Jesaja. Marcus wil laten zien dat Jezus ergens bij hoort. Jezus is niet los uit de ruimte naar ons toegekomen. Hij is deel van een lange geschiedenis. De geschiedenis van het volk van Israël.

Marcus wil laten zien dat Jezus de Messias is waar het volk van God al zo lang naar uitkeek. Nu weten wij dat Marcus die overtuiging had, en wij zeggen het met Marcus mee. Maar de mensen die in de eerste plaats wisten en weten wat Messias-zijn betekent, zijn niet door Marcus en ook niet door zijn collega-schrijvers overtuigd. Het Joodse volk heeft Jezus nooit als de Messias gezien. En is dat nu zo vreemd? Nee, als je eerlijk bent niet. De komst van de Messias was en is voor een heleboel joden een belangrijk
begrip. Met de komst van de Messias zal immers het koningschap van God op aarde gevestigd worden. Als de Messias er is, dan is het leed geleden, dan begint de nieuwe toekomst. De komst van de Messias betekende de definitieve omkeer van al het kwaad naar al het goede. Wachten op de Messias betekent hopen op een nieuwe tijd. Nu wordt die hoop op een nieuwe tijd wel heel belangrijk als je in een tijd leeft met grote onzekerheid over wat er te gebeuren staat. Een tijd van twijfel maakt dat je gaat verlangen
naar de dag dat alles weer goed is.

Fundamentele onzekerheid is moeilijk om mee om te gaan. En in het begin van onze jaartelling was veel onzeker. De mensen in het land dat bezet was door de Romeinen, verlangden naar een eigen toekomst. Ze zochten naar houvast. Er waren veel rondtrekkende predikers die de mensen voorbereidden op het einde van de wereld. En zij hadden allemaal volgelingen, leerlingen. Er waren verscheidene groepen, die hun landgenoten er van probeerden te overtuigen dat de nieuwe Messias in hun midden was.

Voor de mensen in die tijd was Johannes met wie Marcus zijn evangelie laat beginnen niet meer dan een van de vele rondtrekkende prekers. Hij was een onvervalste boeteprediker. Hij riep de mensen op om de zonde van zich af te wassen, zich te bekeren en een nieuw leven te beginnen. En hij gaf zelf het voorbeeld. Hij droeg een ruwe mantel van kameelhaar en at sprinkhanen en wilde honing. Hij zag er niet uit, die Johannes. Hij had veel weg van een landloper, maar hij maakte indruk. Marcus schrijft dat heel de landstreek van Judea en alle inwoners van Jeruzalem zich door hem lieten dopen in de Jordaan. Alle inwoners!! Als dat waar is, dan was er een complete volksverhuizing. Marcus overdrijft, denk ik, en hij doet dat, omdat hij Johannes gebruikt voor zijn echte verhaal. Hij wil ons iets duidelijk maken.
Marcus laat Johannes namelijk zeggen: dat hij niet meer is dan een wegbereider voor de man over wie het eigenlijk allemaal gaat. Want over die man hebben we in dit evangelieverhaal nog niets gehoord.
De naam van Jezus is dan nog niet genoemd.

Zijn komst wordt aangekondigd. En wanneer Jezus hierna wél genoemd wordt, heeft hij nog niet veel volgelingen. Jezus viel niet zo erg op als Johannes, maar als de mensen wat beter keken, zagen ze dat hij een nog vreemdere man was dan Johannes

Johannes zag er onaangepast uit. Hij was een vreemde vogel, maar profeten waren wel vaker vreemde vogels. Boetepredikers waren altijd zo gekleed en Johannes paste dus in het beeld. Jezus is anders. Van Jezus kennen we de verhalen dat hij aan tafel zit met tollenaars en zondaars. Jezus lijkt op het eerste gezicht misschien gewoner dan Johannes, maar zijn boodschap was net zo doordringend. Johannes is zo’n man van wie we denken: hij heeft gelijk, maar ons leven veranderen gaat ons net te ver. Het is zo’n man die het over de toekomst heeft, een toekomst die angst in boezemt. Hij wees vooruit naar de nieuwe tijd, naar wat komen moet. Jezus echter zegt: de nieuwe tijd is nu begonnen. Je moet niet in angst leven in het vooruitzicht van de nieuwe tijd. Je moet nú al leven alsof het koninkrijk van God is aangebroken. Het koninkrijk van God is hier en nu tussen ons mensen. Als je zegt dat je een nieuwe wereld wilt, dan moet je het hier en nu laten zien. ‘Ik kom een blijde boodschap brengen’, zei Jezus, ‘Met mij is de nieuwe hemel en aarde aangebroken. Je leeft nu in een nieuwe tijd.’

Die boodschap van Jezus is niet dat de hele wereld direct verandert. Ook nu na de tijd van Jezus kent de wereld oorlogen, armoe, onrecht en wat al niet meer. Ook nu na de tijd van Jezus zijn ziekte en handicap en ook de dood nog steeds onder ons. Als je naar buiten kijkt is er niet zoveel verbeterd. Nog steeds wachten we op dat nieuwe koninkrijk dat goed en mooi is, ook wij christenen Maar Jezus roept ons op om nu al te leven alsof het koninkrijk van God onder ons aanwezig is.
Wees nu al blij, wees nu al goed voor elkaar, leef nu alsof het goede er al is.
Want ook nu is het koninkrijk van God al te vinden op deze aarde.
We wachten op het koninkrijk, maar we mogen op hetzelfde moment leven alsof het ons gegeven is.
In de Advent beleven we die spanning.
We wachten op het kerstfeest.
We wachten op de komst van het Kerstkind, en tegelijk vieren we ook vandaag dat de Heer in ons midden is en dat hij met ons meegaat op de weg van het leven.
Robert Frede, pastoor