Met de 1e zondag van de advent begint traditioneel het nieuwe liturgische (= kerkelijke) jaar. We sluiten op 24 november het B-jaar af met zwaartepunt voor de evangelielezingen bij Marcus. Daarna beginnen we aan het C-jaar in onze driejaarlijkse cyclus. Het zwaartepunt in de lezingen uit de evangelies ligt in het C-jaar bij de evangelist Lukas.
Zoals voor alle evangelisten geldt, is er niet erg veel over de schrijver bekend.
Volgens de traditie was hij geboren in Antiochië (het huidige Antakya in Turkije) en reisde hij als leerling van Paulus met hem mee. De traditie vertelt verder dat hij arts was maar ook schilder. Hij zou enkele afbeeldingen van de maagd Maria gemaakt hebben. Het beroemdste van deze iconen van zijn hand werd volgens de traditie bewaard in het klooster Sumela (vandaag eveneens in Turkije aan de Zwarte Zee). Met de verdrijving van de Griekse bevolking uit deze streek in 1922 is dit icoon in Griekenland beland.
De traditie vertelt verder dat Lukas als bisschop op 84-jarige leeftijd in 63 in Thebe in het huidige Griekenland is overleden. Hij werd in Ephesos (Efes/Selcuk) begraven. Als relieken vereerde fragmenten van zijn lichaam zijn tegenwoordig over de hele wereld verstrooid.
Minder legendarisch en door veelvuldig taalkundig onderzoek bevestigd, is dat hij vermoedelijk naast zijn evangelie ook de Handelingen der Apostelen heeft opgeschreven. Bijbelwetenschappers dateren zijn geschriften op de tweede helft van de eerste eeuw na Christus. De eerste tekstfragmenten op papyrus dateren uit het begin van de 3e eeuw.
Lukas staat dus – hoewel ook hij geen ooggetuige meer was – relatief dicht bij de eerste getuigen van Jezus’ leven en optreden in Israël. Het is de bedoeling dat met dit nieuwe leesjaar ons huidig lectionarium
wordt vervangen door de nieuwste editie van de Nieuwe Bijbelvertaling, NBV21.
Op het moment van het schrijven van deze bijdrage waren nog niet alle details over de vorm van publicatie bekend. Ik ga ervan uit dat er géén nieuwe versie van het (kleine) groene lectionarium meer komt.
Dirk Jan, bisschop van Haarlem