Vertrouwen in de toekomst

Overweging van mgr. Schoon bij de vespers van Epifanie

Zusters en broeders, beste vrienden,

Tijdens de afgelopen Adventsperiode lazen we in de Amsterdamse pastorie de teksten uit de profetieën van Jesaja, die ook in de zondagse dienst klonken. Aan de hand van verschillende vertalingen die de deelnemers hadden meegenomen, kregen we zicht op moeilijkheden of onduidelijkheden in die teksten. Zo raakten we in gesprek over de betekenis die die oude teksten in verschillende periodes konden hebben gehad: in de tijd waarin ze door Jesaja waren geschreven, vele eeuwen voor Christus; in de tijd van Jezus, waar de evangelisten ze toepasten op wat er met hem gebeurde; en tenslotte ook in onze eigen tijd: wat kunnen wij zoveel eeuwen later met die teksten aan? Tijdens onze gesprekken ging het natuurlijk er niet zo ordelijk als ik het nu voorstel aan toe. Maar toch waren er van die momenten, dat ik echt het idee had: kijk, die teksten dóen er toe, ze hebben niet alleen betekenis voor tóen, 2000 of 2600 jaar geleden, maar nog net zo veel, ja zelfs misschien nog wel meer voor nu.

In de recente overzichten van wereldnieuws rond de jaarwisseling kwamen twee dingen telkens terug, althans nara mijn waarneming: de overwachte overwinning van Donald Trump als nieuwe president van Amerika en het vertrek van Groot-Brittanië uit de Europese Unie. Het zijn allebei verschijnselen van een terugtrekkende beweging, met een positief en een negatief aspect. Het positieve aspect is, dat men de woede en frustratie van blijkbaar vele mensen serieus neemt; woede en frustratie over het feit dat ze niet gezien worden in de grote wereld, dat ze niet meetellen bij diegenen die het politiek of economisch voor ‘t zeggen hebben, dat ze geen deelhebben aan de welvaart. Met de overwinning van partijen die hun woede en frustratie serieus lijken te nemen, worden ze nu wel gezien en gehoord en dat lijkt me positief – of hun situatie er straks ook werkelijk op vooruit gaat, moeten we nog afwachten. Want daarin zit voor mij het negatieve aspect van die terugtrekkende beweging in onze wereld: het lijkt niet meer dan alleen een terugtrekking, er is niet echt een alternatief voor een andere weg vooruit. Het is wel duidelijk waar men tégen is, maar niet waar men vóór is. Woede en frustratie – het is misschien goed dat die serieus genomen worden, maar hoe het dan wél moet met de problemen in de wereld, daar heb je meer voor nodig dan alleen woede of frustratie.

Wie nu Jesajateksten leest, merkt onmiddellijk hoe haaks die profetieën op de tendensen in onze samenleving en in onze wereld staan. Hier wordt kritiek uitgesproken aan het adres van Gods volk Israel, dat in ballingschap naar Babylon is weggevoerd. Merk je in die teksten iets van woede en frustratie? Jazeker, maar dan toch vooral bij God zelf: die betreurt het dat zijn volk zijn geboden heeft veronachtzaamd waardoor het die ballingschap over zich heeft afgeroepen. Maar blijft God steken in zijn woede en frustratie? Nee, integendeel: daarin toont Hij zich nu net de Heer, de God van Israel, doordat zijn barmhartigheid en zijn vergevingsgezindheid groter zijn dan alle koppige afkeer van zijn volk. Deze God van hemel en aarde, van tijd en eeuwigheid richt zich tot dit kleine nietige volkje, dat bovendien nog voortdurend de fout in gaat. Als er daarom één uitdaging aan de lezer van Jesaja’s profetie is aan te wijzen, dan is het deze: als jij, Israel (of jij, oud-katholiek vandaag), door de Heer God geroepen wordt om te leven vanuit zijn grenzenloze liefde – durf je dan consequent ja te zeggen? Lees de profetieën, lees de oude verhalen en zie hoe dat kleine volkje Israel die grootse toekomst waartoe het door God geroepen wordt niet aandurft, maar telkens liever kiest voor het hier en nu, de zekerheid die het al heeft, huisje, boompje, beestje, gezinnetje en hypotheekje, autootje en al die andere kleine dingetjes die je leven zo in beslag nemen. ‘Trek weg uit Babel, ontvlucht de Chaldeeën!’ Ja, en hoe? Door te verkondigen: ‘de Heer God koopt zijn dienstknecht Jakob vrij!’ Hij voert het door de woestijn en hij klieft de rots om er water uit te laten gutsen. Wat wij zelf niet kunnen, de woestijn door, water uit de rots slaan, dat doet Hij voor ons.

U weet wellicht, zusters en broeders, dat ik mijzelf de afgelopen anderhalve maand niet met landelijk werk heb beziggehouden, omdat dat me ziek maakte en uitputte. Ik kon er niet goed meer tegen dat er in sommige delen van onze kerk voortdurend aan getwijfeld wordt of we het wel goed doen, of we wel genoeg groeien in ledenaantal of financiën, of we wel voldoende in de publiciteit zijn, en al die andere eisen waaraan je moet voldoen om in onze wereld mee te tellen en gezien te worden. Ik was daar zo moe van geworden, dat ik slecht sliep – terwijl ik als ik me goed voel kampioen slapen ben – en geprikkeld reageerde op kleine dingetjes – ik verontschuldig me bij deze als u een van mijn onbedoelde slachtoffers bent geworden. Ik heb in die afgelopen anderhalve maand van erg veel mensen veel steun gehad, van parochies en pastoors, van deken Peter-Ben die toch niets anders te doen heeft, van individuele kerkleden uit het hele land, van mijn goede huisarts, van de leden van de Haarlemse Bisschopkas en natuurlijk het allermeeste van Lidwien. Voor al die hulp en steun ben ik u heel erg dankbaar. Hoewel ik het niemand toewens, is het ook wel eens goed om de grenzen van je kunnen te ervaren en het ronduit goed om te merken dat je niet altijd sterk hoeft te zijn. De problemen zijn natuurlijk nog niet opgelost, maar in goede samenwerking met velen proberen we een goede koers uit te zetten.

Het lezen van de Jesajateksten viel samen met die periode van halve burn out. En ik heb me ook werkelijk laten bemoedigen door de boodschap van de profeet. Waar ik het gevoel heb dat ík door de woestijn ga, tijdens die maand ziekte of in andere periodes dat het werken in de kerk weinig oplevert of moeizaam verloopt, kan ik erop vertrouwen dat de Heer God mijn weg voor mij baant; en als er onderweg geen verfrissend water is, dan hoef ik niet zelf op de muur te gaan bonken, maar slaat God de rots open. Verschillende keren vielen me de woorden in die Abraham tot zijn zoon Isaak zegt, als die hem: ‘Vader, hier is het vuur en het hout’ – het mes laat hij maar buiten beschouwing – ‘maar waar is het lam voor het slachoffer?’ Abraham antwoordt dan: ‘De Heer zal voorzien.’ Met die woorden vertrouwt Abraham erop, dat de Heer zelfs als hij zijn zoon uit handen moet geven, zijn toekomst zal zijn.

Broeders en zusters, als het woord van Abraham het motto is voor onze inzet voor de kerk in het jaar dat voor ons ligt, dan blijven we niet steken in woede en frustratie over alles wat er mis is in de wereld, in onze kerk of in ons privéleven. Als we weten dat de Heer onze God is, dat hij onze weg door de woestijn baant en water uit de rots slaat – voor wie zouden we ons dan nog moeten bewijzen, wat zouden we überhaupt dan nog moeten, behalve vertrouwen hebben in zijn toekomst? We vestigen onze hoop op Hem, van wie we antwoord verwachten: de Heer God, de eerste en de laatste. Zalig nieuwjaar!

Amen.

 

Overweging voor 8 januari 2017 bij schriftlezing: Jesaja 48, 12-21.