Wat verstaan we onder liefde?

Het huwelijk is een eindeloze liefdesrelatie: van dit idee en dit geloof is onze westerse maatschappij doordrenkt. De liefde is de basis voor alles. Maar wat verstaan we onder liefde?

Ik geloof dat het begrip liefde vaak en volledig verkeerd wordt begrepen, ja zelfs misbruikt. Daardoor wordt de schoonheid van de liefde verstoord en vervormd. De meeste mensen maken zich illusies over de liefde: zij vormen er zich een ideaalbeeld van en verwachten er meer van dan mogelijk is. Uit talloze gesprekken weet ik dat onder de liefde vrijwel alles wordt verstaan: ik dien de ander zonder voorbehoud te accepteren, veel begrip te tonen, te luisteren, sexueel aantrekkelijk te zijn en te blijven, ik moet de ander bewonderen, kunnen vergeven, geborgenheid bieden, ik moet jaloers zijn ( dat wil zeggen ‘niet onverschillig’ zijn), ik dien mij geheel aan die ene mens over te leveren en naar diegene te verlangen. Ik dien uitsluitend ogen en oren te hebben voor de behoeften van de ander. Ik dien bereikbaar, dienstbaar, vrolijk, opmerkzaam te zijn, en voortdurend bereid om me te bekommeren en te zorgen, ook in financiële zin. En ik moet de klusjes opknappen waar mijn geliefde geen zin in heeft of waarmee deze zich simpelweg weigert bezig te houden. Dit is in het algemeen het dictaat van de ideale liefde. Ik moet ‘vol liefde’ zijn, dat wil zeggen mij voortdurend liefhebbend opstellen. Het zal duidelijk zijn dat de meeste mensen daar volstrekt niet toe in staat zijn.

Liefde is geen prestatie, liefhebben vraagt ook geen prestatievermogen. Liefde is een psychisch en spiritueel fenomeen van een volstrekt andere kwaliteit en dimensie. Ze past niet binnen het kader van het denken, Van de liefde kan niets geëist worden en ze kan ook niet als verplichte basis gelden voor een verbintenis. Het denken heeft de liefde tot ideaal gemaakt, heeft haar opgezadeld met moralistische dogma`s waaronder ze dreigt te bezwijken. Het woord liefde heeft welhaast een onaangename klank gekregen. Veel mensen schuwen het woord dan ook en zullen het tegenover mij niet eens gebruiken. Er heerst grote verwarring en aversie ten aanzien van de liefde hoewel ieder mens er naar smacht.

Liefde is volgens mij iets totaal anders dan wat men er in het normale woordgebruik onder verstaat. Ze heeft niets met jaloezie en gebonden zijn te maken. Ze is vrij, laat zich sociaal niet inkapselen. Ze kent geen eisen, ze stelt geen eisen maar verwacht ook niet dat er plichten vervuld worden. Het gaat om een psychische en spirituele gesteldheid die niet afhankelijk is van het denken. Ze is het eigene van de mens, de kern, ze behoort tot ons wezen, ze heeft innerlijke stilte nodig en gaat verloren in sociaal geweld. Liefde kan niet vanuit het denken worden voortgebracht. Liefde kan al helemaal niet ‘gemaakt’ worden, de wil kan daar geen druk op uitoefenen, en ze kan derhalve ook geen onderdeel zijn van een overeenkomst. Daarom vind ik het eerlijker een zakelijke overeenkomst aan te gaan met daarbij regelingen voor de wederzijdse bezittingen en de kinderwens. Dan hoef ik geen liefde voor te wenden, de gevoelswereld blijft vrij, er ontstaan geen schuldgevoelens en geen psychische conflicten. Een burgerlijk huwelijk is slechts een contract, meer niet. Een kerkelijk huwelijk daarentegen is een inzegening van een heilige liefdesband, en wat God daar verbindt ten overstaan van de gemeenschap kan de mens niet scheiden. Zelfs als ik dat zou willen kan ik die heilige band niet verbreken – zo werkt het niet.

Liefde kan namelijk niet tot trouw verplicht worden. Wie trouw wil moet daar ook open en eerlijk over praten, maar niet over liefde. Wie liefde zegt maar trouw bedoeld, houdt zichzelf en de ander voor de gek. Naast de vele problemen die we al in het leven ondervinden, komt dat er ook nog bij. Nog erger is het steeds weer in de ‘friend-zone’ gedrukt te worden: het is de drang naar controle over de ander die leidt tot dergelijk manipulatief gedrag. Dergelijke voorwaardelijke liefde: ‘ik ben lief als jij lief bent’, begon vaak al voor het huwelijk, was ontegenzeggelijk de reden voor de scheiding en wordt daarna in alle hevigheid maar dan in de vorm van haat voortgezet. Het ongeluk dat deze volkomen verkeerd begrepen liefde over de mensen brengt, brengen mij tot de slotsom dat deze door het denken bedachte liefde een complete ramp is omdat wij op zoek naar liefde steeds weer in een pijnlijk lijden terecht komen.

De ware, wijze, volwassen liefde wordt gekenmerkt door het verlangen om evenveel te beminnen als men bemind wordt. Aangezien liefde bij definitie onverdiend en gratuïet is, vraagt zij altijd om een belangeloos antwoord. Dit geldt des te meer, wanneer we kijken naar de liefde die de schepper heeft voor het schepsel. God bemint het schepsel niet op grond van zijn verdiensten of waarde, maar hij bemint het grenzeloos omdat hijzelf Liefde is. Gods liefde wordt niet afgemeten aan de mens, maar beantwoordt aan God`s eigen onmetelijkheid. Wanneer de mens gaat beseffen hoezeer God hem bemint, veroorzaakt dit onvermijdelijk in hem het onstuitbare verlangen God evenzeer te beminnen. Dit is uiteraard onmogelijk voor de mens op grond van zijn eigen krachten. Daarom moet hij omgevormd worden in God en in zijn liefde, opdat hij God`s mateloze manier van beminnen kan gaan ontvangen in zijn eigen beperkte liefdesvermogen. Wanneer de wil van de mens van binnenuit bewogen wordt door de scheppende en levengevende liefdesdynamiek van God, doet de mens ten volle de wil van God. De menselijke wil, d.w.z. het menselijke liefdesvermogen, is goddelijk geworden. De mens handelt niet meer op grond van zijn eigen wil – die het zijne zoekt – maar louter nog vanuit Gods wil, die mateloos en onvoorwaardelijk liefheeft. De wil van de mens gaat niet verloren, maar deze functioneert nu op de manier van God.

Door deze ‘gelijkheid van liefde’ kan de mens God beminnen zoals hijzelf door God bemind wordt, want hij bemint hem nu ‘met de wil van God, die evenzeer zijn eigen wil is’ (Jan van het Kruis 1542-1591). Dit gebeurt door de Heilige Geest, de Liefde van God, die de mens geschonken wordt als nieuw liefdesvermogen. De mens gebruikt de Heilige Geest niet als een ‘instrument’ om te beminnen, maar hij participeert aan de liefde van de Heilige Geest. Door deze Liefde is het dat we omgevormd worden in God. Daaruit komt allereerst de liefde voor God, vervolgens de liefde voor onszelf,  en daarmee op gelijke wijze de liefde voor de ander, in alle relaties, in alle vriendschappen, voor de hele schepping, zelfs door de grens van de dood heen. De menselijke liefde blijft uiteraard beperkt maar de onmetelijke liefde van God vult aan wat er aan de menselijke liefde ontbreekt. Hierin verliezen wij noodzakelijkerwijs ieder terugbuigen op onszelf en worden we zuivere en loutere toekeer naar de ‘Ander’. In deze goddelijke liefde worden wij ‘doorschijnend’ tot op God, omdat de mens die werkelijk ‘met hart en ziel en verstand’ liefheeft iedere eigenheid in totale zelfvergetelheid verloren heeft. Ons liefdesvermogen is zo gezien oneindig. Dat weten we wel, maar dat is tegelijkertijd ook wat de Liefde met een hoofdletter griezelig maakt. Er is lef voor nodig om lief te hebben.

Menno