‘Kijk eens om je heen, kijk eens om je heen. Je bent in de wereld niet alleen.’ Mijn jongste zusje leerde dat liedje op de kleuterschool, herinner ik me. Het was een oproep om samen te spelen – niet alleen dus. Want samen is leuker, en iedereen hoort erbij.
Maar samen lukt niet altijd, ook al zou je dat willen. Tijdens mijn werk in het ziekenhuis spreek ik soms oude mensen die steeds meer alleen komen te staan, omdat iedereen om hen heen wegvalt. Het ‘samen’ verdwijnt langzaamaan. Er is niemand meer die je nog bij je voornaam noemt, niemand meer die jouw herinneringen deelt. ‘Ik ben overgebleven,’ zegt de één. ‘Onze lieve Heer vergeet me te halen,’ zegt de ander. Het geeft een gevoel van niet-meer-gezien-worden, er-niet-meer-bij-horen. Eenzaamheid dus.
Sommigen concluderen dan dat hun leven ‘voltooid’ is. Omdat wat ze zich nog wensen niet meer te vervullen is. En de één zou dan het liefst ‘een pilletje’ krijgen, waarmee alles voorbij is. Terwijl de ander zegt: nee, het leven ligt niet in mijn hand, ook het einde niet. En allebei zitten vaak tussen ‘ik probeer er nog wat van te maken’ en ‘laat het ook maar allemaal’ in.
Daarbij komt dat ‘je eenzaam voelen’ één ding is. Zéggen dat je eenzaam bent is nog wat anders. Wanneer je als reactie krijgt ‘ach, het valt toch wel mee, je hebt je kinderen nog, en hoor de vogels eens mooi fluiten,’ dan kan dat wellicht helpen om te proberen om je heen te kijken en de zonzijde te zien. Maar vaker maakt zo’n reactie nog eenzamer, want je voelt je dan niet begrepen. Alsof je eigenlijk zeurt.
Ik weet vaak niet zoveel te zeggen wanneer iemand me zijn eenzame verhaal vertelt. Vaak gebruikt die ander dat woord ‘eenzaam’ niet eens, maar ben ik degene die het opwerpt. De ander kan dan zeggen of dat woord de lading dekt, of niet. Dat is soms confronterend, maar het geeft ook erkenning en dat doet bijna altijd goed. Bovendien is eenzaam nog niet hetzelfde als zielig: de ander heeft er meestal geen behoefte aan dat je hem beklagenswaardig vindt. Erkenning is genoeg.
En hoe dan verder? Ja, daar is geen recept voor. Het is fijn als je ziet dat iemand het initiatief neemt om zich bij een clubje aan te sluiten. Maar iemand die eenzaam is, heeft daar vaak een handje bij nodig. ‘Je mag me altijd bellen,’ werkt niet als advies. Dan moet je weer zo over je schroom heenstappen, je vrees dat anderen vinden dat je bedelt om aandacht. Nee: kijk eens om je heen, wie is in deze wereld nu alleen? Het initiatief van de sterkere is gevraagd om dat handje uit te steken. Iets van de eenzaamheid te erkennen (zonder daar per se veel woorden aan te wijden) en gewoon een tijdje samen-te-zijn of samen-te-doen.
Zolang we in leven zijn, hebben we wat te vertellen, zijn we een boek waarvan we een hoofdstuk aan het schrijven zijn. Misschien het laatste, maar dat weet je niet. En elk boek vraagt erom gelezen te worden. Dat verbindt ons allemaal. En daarin zijn we allemaal gelijk, hoe gevuld of ‘leeg’ ons leven misschien ook is. Laten we dus vooral nieuwsgierig zijn naar elkaar.
En ja, er blijft uiteindelijk altijd iets wat niet te delen is met een ander. Omdat die het niet kan bevatten – hoe nabij je elkaar ook bent. Dit speelt in de beste relaties. Of omdat je ook van jezélf niet kan bevatten wat zich nou eigenlijk in je eigen ziel roert. Ook dat verbindt ons allemaal. ‘Heer, Gij doorgrondt en Gij kent mij.’ Soms kom ik mensen tegen die uit de diepte van deze overtuiging leven. En zij geven dan ook míj iets wat me troost. Omdat ze me voorleven wat misschien uiteindelijk het meest innige recept is dat verzachting biedt in de eenzaamheid.
Kijk eens om je heen. Die oproep geldt elk van ons. En kijk daarbij ook af en toe bij jezelf naar binnen.
Frans Bossink