Overweging (2022-5)

Heuvels moeten wijken, dalen moeten volgestort, alles moet geëffend, recht en gladgemaakt worden, want de Heer komt.
Dat roept Jesaja, de profeet, in de Adventstijd en het wordt door Johannes de Doper herhaald.
Krachtige taal, taal van de voorbije eeuwen: zo ging het als een koning door het land trok met zijn gevolg. Dágen van tevoren kwam een heraut al waarschuwen: maak een brede weg klaar, mobiliseer iedereen die kan graven en hakken en sjouwen. De koning kan niet over jullie ezelpaadjes met zijn
draagkoets, zijn bereden garde heeft ruimte nodig. Laat zien dat je er wat voor over hebt dat de koning je dorp aandoet!

Jesaja bedoelt het als een blije uitroep. Johannes de Doper herhaalt het als een oproep tot actie, bij hem klinkt het ook een beetje dreigend: zorg dat je ruimte maakt voor de Heer, dat zijn komst je niet compleet overvalt.

Heuvels moeten wijken, dalen moeten volgestort.

In mijn oren klinkt dat niet zo mooi als het toen bedoeld was. Ik hoor dan al het motorgeronk van bulldozers. Ik denk aan de grote sportevenementen – dat zijn de nieuwe koningen waar de wereld voor juicht, en waarvoor ruimte moet worden gemaakt.

In Beijing gingen destijds hele woonwijken tegen de vlakte om plaats te maken voor de Olympische Spelen; de bewoners moesten maar zien waar ze bleven. Mensen die hardop protesteerden zitten vandaag nog steeds achter de tralies. En nu komt het WK in Quatar eraan waar we straks volop van kunnen “genieten”. Of ik denk aan de verwoestende wegenbouw in het Amazonegebied, waar de longen van de wereld moeten wijken voor die andere grote koning, het snelle geld.

Maar als vertegenwoordiger van een religieuze traditie moet ik misschien niet te snel wijzen naar de werelden van geld en topsport. Wat hebben we als kerk gedaan met die oproep van Jesaja en Johannes om alles te laten wijken voor de komst van de Heer? We zien het met afgrijzen als andere
religieuze bewegingen sporen van verwoesting door de wereld trekken, maar de geschiedenis van het christendom liegt er ook niet om. Overtuiging waar alles wat anders is voor moet wijken. Alles wat in de weg staat moet plat, alles wat boven het maaiveld uitsteekt afgeschoren. We kennen het, in het groot en in het klein.

Maar wacht even. Is dat waar Johannes de Doper toe oproept? Natuurlijk niet! Ruimte maken voor de Heer, dat doe je in jezelf, in je ziel, in je gedrag, in je denken en spreken. Als je wat ruimer kijkt in de evangelies zie je dat Johannes voor iedereen suggesties heeft. Want de mensen vragen:
Wat moeten we dan doen, hoe moeten we dan ruim baan maken voor de Heer?
Johannes zegt: deel je voedsel met elkaar, geef kleren aan wie niets heeft, pers je naaste niet af. Dus wat glad gemaakt moet worden, zijn de bulten en gaten in je eigen levenspad. Ruimte maken voor God – dat is de opdracht van deze adventstijd. En dat doe je dus niet ten koste van anderen, door anderen te oordelen of door ze jouw wil op te leggen. Maar pas op, ruimte maken voor God doe je ook niet ten koste van jezelf. Soms gaat dat tussen mensen zo: dat je ruimte maakt voor anderen door jezelf klein te maken. Soms is het zo verdeeld: de één zich blaast zich op en neemt alle ruimte in, de ander maakt zich klein en schikt in.

Maar voor God, voor de Heer als hij komt, hoef je niet in te schikken. Want God wil in jouw leven wonen, in je lijf en in je geest, dus precies daar moet ruimte zijn en geen benepenheid. Je moet jezelf niet groter maken dan je bent en niet kleiner, je moet jezelf ruim maken.
Elke cel van je lijf kan de Heer ontvangen, heel je denken kan vervuld worden van goedheid en genade. Zoals God ruimte heeft voor jou, heb jij het voor God, en je zult ontdekken dat we dan ook ruimte krijgen voor elkaar zonder dat er iemand in de knel hoeft te komen.

Als je gasten krijgt en je verheugt je op hun komst, dan ga je al wachtend de kamer door en de tafel langs en overal maak je het nog nét even mooier, je schikt alles voor de komst van je visite. Dat is Advent: De ruimte die je in jezelf hebt gemaakt voor de Heer, al wachtende, steeds nog een beetje meer aankleden met liefde en vreugde.

Ik wens u allen goede en gezegende adventsdagen!
Robert Frede, pastoor