Overweging (2022 nr 4)

Overweging (Rondom onze toren, 2022 nr 4)

“Wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?”
Dat is een beroemde vraag uit het Nieuwe Testament. Een spectaculaire vraag en ook een heel serieuze die ons vaak in onze stille uurtjes bezighoudt.
We vinden deze vraag in het evangelie van Marcus (10, 17-31). Jezus reageert in eerste instantie wat gepikeerd op deze vraag. Zo lijkt het wanneer die man zo vol bewondering voor hem neerknielt.

“Doe even normaal”
zo lijkt Jezus te zeggen, “ik ben ook maar een mens, en alleen Gód is goed. Als je gewoon doet wat je moet doen – je houden aan Gods geboden – dan heb je toch al een antwoord op je vraag!”

Doe maar gewoon wat je moet doen, dan krijg je deel aan het eeuwige leven, zo lijkt Jezus te zeggen. Hij legt de lat niet hoog en legt geen zware lasten op. Hij benadrukt alleen maar dat wij elkaar geen schade moeten berokkenen en dat we elkaar moeten respecteren. Is dat niet een beetje weinig voor het eeuwige leven? Nou, als je er goed over nadenkt is het waarschijnlijk al een heleboel. En de wereld zou er heel anders uitzien als iedereen zich aan deze geboden zou houden. Maar voor deze jongeling is het niet genoeg. Hij heeft zich hier altijd aan gehouden en toch voelt hij dat hem aan iets ontbreekt.

Wat kan dat dan zijn? Er is een verlangen in hem om dichterbij God te leven maar er zit iets in de weg. En daarom komt hij bij Jezus om raad. Jezus herként dat verlangen want hij leeft daar zélf uit. Hij raakt ontroerd door de jongeman en kijkt hem liefdevol aan als hij zegt: “Verkoop wat je hebt, geef het geld aan de armen en je zult een schat in de hemel bezitten. Kom dan terug en volg mij.”

Dat is Jezus’ advies: probeer eens wat minder te doen en wat meer te laten, verzamel niet, maar doe afstand, probeer niet steeds grip te hebben op je leven, maar leef uit de overgave. Keer de wereld om!

Dat is nogal wat. Hier raakt Jezus aan een kernpunt in ons leven.

Waar stellen we ons vertrouwen op?
Waar leven we uit?
Zijn dat de dingen die we zélf in de hand hebben?
Zijn dat de dingen die we gekregen hebben maar waarvan we vaak denken
dat ze vanzelfsprekend zijn, dat we er zelf over kunnen beschikken?
Zoals onze gezondheid, onze welstand, de vrijheid waarin we leven?

Of ligt daar een ander vertrouwen ónder, dat fundamenteler is.
Een besef dat we gedragen worden, dat niets of niemand ons kan scheiden van Gods liefde?
En kunnen we dat vertrouwen, dat besef ook koesteren als we verlies lijden, als we moeten inleveren?

Grote vragen zijn het, maar het zijn wel de échte vragen. Het is díe grote vraag die Jezus stelt aan de rijke jongeling als antwoord op diens verlangen om dichterbij God te leven. Probeer het maar, zo nodigt Jezus hem uit: geef je zekerheden maar op en leef vanuit vertrouwen zoals ík probeer te leven. En zo nodigt hij ook óns uit als óns de zekerheden uit handen geslagen worden: er is méér dan de aardse zekerheid van gezondheid en welstand, zo lijkt Jezus te zeggen.
Is dat écht zo?
En hoe kun je dat dan ervaren? Daar is geen recept voor maar ik zie het soms wel gebeuren. Wanneer mensen niet meer zo naar de kwántiteit van hun leven kijken maar naar de kwáliteit. Hoe vaak hoor je niet dat een crisisperiode mensen veel dichter bij elkaar kan brengen, dat het besef dat je van elkaar houdt dan pas écht doordringt, dat je elkaar ook zonder veel woorden heel diepe dingen kunt zeggen, dat de intensiteit van het contact juist heel groot is wanneer je weet dat het leven op het spel staat. Zeg maar, als de vanzelfsprekendheden waarop we ons leven bouwen, wegvallen, dan komt er ruimte voor de wezenlijke dingen.

Ik zag het bij een mevrouw die een been kwijtraakte en daardoor een belangrijk stuk van haar zelfstandigheid. Haar leven lang had ze altijd klaar gestaan en gegeven en gezorgd. En het moeilijkste vond ze nu dat ánderen voor haar klaar gingen staan en voor haar gingen zorgen.
Zeker als dat haar kinderen waren. Zíj was toch de moeder, en dan zórg je toch voor hen. Heel langzaam zag je dat ze het ging accepteren. Vanuit de herinnering aan de tijd dat ze voor haar eígen zieke moeder had gezorgd en vanuit het besef dat zij nu zélf die zieke moeder was. Zo leerde ze een níeuwe manier van geven, namelijk door te ontvangen. Door te accepteren dat ánderen, dat haar kinderen nu voor háár gingen zorgen, daardoor gaf ze hén de mogelijkheid om hun liefde vorm te geven, daardoor gaf ze hén de kans om van zichzelf te geven.
Geven door te leren ontvangen.
Er wordt wel gezegd dat het zaliger is om te geven dan om te ontvangen maar in dit geval is het omgekeerd. Het is zaliger te ontvangen. Door te ontvangen verwerft deze vrouw een schat in de hemel, omdat ze leert loslaten en leert leven uit vertrouwen. De wereld omgekeerd.

Makkelijk is het niet. De jongeling gaat niet voor niks somber weg, want hij durft het niet aan. En
ook de leerlingen zijn ontzet want zij leggen weer de nadruk op het ómgekeerde: wij hebben toch alles achtergelaten, en nou zal het ons toch niet gebeuren dat we toch nog het eeuwige leven zouden mislopen! Ook die leerlingen proberen nog te veel grip te houden, alsof de zelfgekozen armoede Gods genade kan afdwingen.
Nee, het gaat er nou juist om dat te proberen lós te laten. Vertrouwen is overgave, als een kind aan de borst van zijn moeder, niet denken: wat moet ik nog doen? maar overlaten, diep zuchten en onszelf voor de geest halen dat we uiteindelijk veilig zijn onder Gods vleugels.
Bij mensen lijkt zoveel onmogelijk omdat wij elkaar de menselijke maat nemen, maar niet bij God, want bij God is alles mogelijk.


Ik wens u goede nazomerse dagen in en om Haarlem.
Robert Frede, pastoor
Oud-Katholieke parochie HH. Anna en Maria te Haarlem