Overweging (2023-3)

‘Heb je wel genoeg feest gevierd in het leven?’

Iemand vroeg me eens: “Wat denk je nou dat God aan je zal vragen als je vóór Hem staat?”
Dat overviel me natuurlijk en ik weet niet meer wat ik stotterde.
Maar die ander gaf dit antwoord: “Ik denk dat God je zal vragen: heb je wel genoeg feest gevierd in het leven?
Niet: Heb je hier wel je best voor gedaan, en ben je voor die en die wel goed geweest?
Of: Had je dat niet anders kunnen doen?
Maar: Heb je het leven wel aangenomen als een geschenk? Heb je genoten van het goede leven? Heb je van het leven een feest kunnen maken? En hoe heb je dat dan gedaan? En met wie? Ook geen gemakkelijke vraag natuurlijk, want voor wie is het leven alleen maar feest? Wij weten allemaal dat dat niet kan.

Maar het ontroerende vind ik wel dat God hier verschijnt als iemand die ons neemt zoals wij zijn. Die ons gunt dat wij het goed hebben, en niet allereerst kijkt naar wat er niet deugt aan ons. Geen God met een strafpuntenboekje, maar een God met een balboekje.

En van die God is Jezus de zoon. Dat is ook wel duidelijk want Jezus loopt heel wat feestmaaltijden af en hij praat er ook nog eens voortdurend over.
De pietlutten en scherpslijpers van zijn tijd vonden hem dan ook maar een slemper, die zich ook nog eens met verkeerd volk ophield: met hoeren en tollenaars. Met mensen waar wij waarschijnlijk ook liever met een boogje omheen lopen.

Zo komt Jezus ook op de maaltijd bij een zeer vooraanstaande farizeeër. Maar het lijkt alsof de gasten daar niet bij elkaar zijn om feest te vieren – wat je toch zou verwachten bij zo’n maaltijd – maar om Jezus in de gaten te houden of hij zich wel gedraagt volgens de regels. Er is schijnbaar geen tafelschikking en de gasten zijn erop uit om de beste plaatsen voor zichzélf te krijgen. En bovendien lijkt iedereen zich af te vragen: ‘kan ik zelf óók wel zo’n feest geven, want anders blameer je jezelf toch.’

Gezellig feestje, vindt u niet? Let op die rare kerel; zorg dat je niks tekort komt; en zorg er vooral voor dat je niet bij een ander in het krijt komt te staan.

Hoeveel ruimte zal er op dat feest nog zijn om te genieten van het lekkere eten, om onbekommerd te kletsen en te lachen met de anderen, om jezelf en je zorgen een beetje los te laten?

En ja, we kennen Jezus: hij zegt er wat van. Daar zit je als gastheer ook niet op te wachten. Maar Jezus heeft zo’n innerlijke vrijheid: die laat zich daar niet door afschrikken. En dan vertelt hij de aansporingen die we zojuist gehoord hebben. Waar komen die nou op neer? Wezenlijk zegt Jezus volgens mij: let toch niet zo op jezelf! Wees toch niet zo bang dat je tekort komt, dat je op de eerste rij moet zitten omdat je anders niet gezien wordt. Al jullie uitsloverij, dat is angst.

Je hebt het helemaal niet nodig om je zo vol poeha neer te zetten, om je voortdurend te vergelijken met anderen.

Geef een beetje ruimte en je zult merken dat er ook ruimte voor jóu is.

Geef een beetje ruimte aan iemand die niet meetelt, en je zult zien hoeveel vrijer je daar ook zélf van wordt.

Wees niet bang.

Je bent goed zoals je bent…

Als je dat kunt geloven, als je zo kunt leven, ja dan wordt het feest.

Dan kun je wel ja zeggen op die vraag: ‘Heb je genoeg feest gevierd in je leven?’ Maar waar haal je het vandaan, die innerlijke vrijheid? Die overtuiging dat je goed bent zoals je bent. Niet perfect natuurlijk: dat is geen mens. Maar als het ware rustend in jezelf, zonder voortdurend op jacht te zijn naar bevestiging, naar een nieuwe kick in je leven, naar opnieuw een bewijs hoe geweldig je wel niet bent. Daar word je ook niet altijd vrolijker van in de huidige tijd.

Jaren geleden heb ook ik een Facebook-account aangemaakt. Ik kon toch niet achterblijven, dacht ik. En ik moet vaak lachen als ik zie wat mensen erop zetten. Voor de grap noem ik het ‘feestboek’, want mensen zetten er vooral de feestelijke kant van hun leven op. Uitbundige foto’s en gezellige praatjes. Leuk – ik kijk er graag naar – maar ook een beetje eenzijdig natuurlijk. Want het maakt een pláátje van je leven. En het is niet het feest van de innerlijke vrijheid.
Daarvoor moet je het van iets anders hebben.
Van een ander mens of van je geloof misschien.
Die innerlijke vrijheid ontváng je van een ander.

Van iemand die van je houdt, die in je gelooft.
Van iemand die door alle wirwar in jouw ziel heenkijkt en daarin de mooie kern ziet. En die – als die kern dof is geworden – helpt om hem een beetje op te poetsen. En die iemand, dat zijn wíj natuurlijk voor elkaar.
Wij zijn geroepen om bij elkaar die kern naar boven te halen, en die kern sterker te laten glanzen. Om zo elkaars innerlijke vrijheid te versterken. En als we die ervaring hebben – als we de herinnering in onszelf naar boven halen van hoe iemand ons gesteund en bevestigd heeft in ons leven – dan kunnen we daaruit putten voor een ander.

‘Bedenk dat je zelf slaaf bent geweest in Egypte, totdat de Heer, je God, je bevrijd heeft. Daarom zeg ik je zo te handelen.’ Zo wordt het volk Israël door Jezus Sirach herinnert. Het volk Israël is geroepen om te leven uit die herinnering aan hoe ze door moeilijke tijden heen zijn gekomen. De herinnering aan wat hen toen goed gedaan heeft. Geroepen om de toekomst vorm te geven door die herinnering productief te maken. Ik was slaaf en ik ben bevrijd, en dáárom zal ik ook een ander helpen om vrij te worden.

Of om een hedendaags voorbeeld te geven: mijn ouders hebben in de oorlog de Hongerwinter overleefd door voedselpakketten, en daarom steun ik vandaag de voedselbank. Of: ik werd vroeger gepest op school omdat ik rood haar had maar één klasgenoot kwam voor mij op, en daarom probeer ik hetzelfde te doen en verzet ik mij elke dag tegen discriminatie.

Of: het ging een tijd niet goed met mij, en toen heb ik gemerkt wat goede vrienden waard zijn, en daarom zoek ik nu die vriend van mij op die in de put zit – ook al word ik af en toe moe van dat geklaag – maar ik weet hoe goed het hem doet als hij zich wel gezien weet.
‘Heb je wel genoeg feest gevierd in je leven?’ Nou, geen feest in de zin van party en evenement. Maar het feest van de nabijheid en de vriendschap, het feest van hoe ieder tot zichzelf komt wanneer we elkaar ruimte geven, het feest van herkenning omdat we allemaal bijzonder zijn, op dat feest mogen we ons allemaal thuis voelen. Dat feest vieren we nooit genoeg. Maar we worden er elke dag toe uitgenodigd.

Ik hoop dat het ons (regelmatig) lukt deze uitnodiging ook aan te nemen, hier in Haarlem en daaromheen.

Robert Frede, pastoor