Precies zeven weken nadat het Joodse volk de uittocht uit Egypte herdenkt, volgt op de vijftigste dag het feest van de gave van de Wet.
We vinden dit verhaal in het boek van de uittocht, het boek Exodus, waarbij het opvallend is hoe eensgezind het volk is als zij de Wet, die Mozes op de Sinaï heeft ontvangen, aanvaardt.
Er staat: het hele volk antwoordde als uit één mond: Ja, wij zullen alles doen wat de Heer ons heeft gezegd.
Er lijkt geen onderscheid te zijn tussen de mensen, er is geen sprake meer van schuld, het is niet belangrijk meer wie de eerdere ontevredenheid in het volk heeft aangemoedigd. Er is sprake van een nieuw begin: de Heer is hun God en zij zullen zijn volk zijn, door zijn Wet na te leven en te vervullen, eensgezind.
Die morgen in Jeruzalem, Pinksteren, zijn we vele eeuwen verder en de twaalf stammen van Israël zijn verspreid over verschillende landen en gebieden en spreken inmiddels ook zeer verschillende talen. Toch zijn velen van hen naar Jeruzalem gekomen om het feest van de Wet te vieren, om opnieuw in herinnering te roepen hoe het zou moeten zijn: één God, één volk, één wet. Samen, eensgezind dus, één van hart, sprekend met één mond: eensgezind.
50 dagen zijn verstreken sinds de sabbatmorgen waarop de vrouwen het lege graf vonden. De leerlingen hebben zich inmiddels een beetje herpakt. Mattias heeft de plaats ingenomen van Judas Iskariot en ze hebben elkaar eens goed aangekeken. Ja, Petrus had Jezus drie keer verloochend, Thomas twijfelde, Johannes stond samen met de vrouwen onder het kruis en de rest van de leerlingen was gevlucht en had zich onzichtbaar gemaakt.
Maar toch, ze hadden elkaar weer opgezocht, en ondanks dit gedrag was Jezus zomaar een aantal keren onder hen aanwezig geweest en had zelfs met hen gesproken over toegerust worden uit den hoge, over vrede, vergeving en een nieuw begin. Als híj hen hun gedrag al niet aanrekende, dan konden de leerlingen ook elkaar recht in de ogen kijken. Jezus zelf heeft hen de opdracht gegeven bij elkaar te blijven en te volharden in gebed, eensgezind.
Heeft u zich wel eens afgevraagd hoe het daar is geweest? Daar in de bovenzaal in Jeruzalem?
Misschien hebben de leerlingen wel met elkaar afgesproken hoe laat ze elke dag bij elkaar zouden komen.
Wie er voor eten en drinken zou zorgen. Maar hoe zouden de ontmoetingen met de vrouwen en de twaalf zijn verlopen?
Ik denk dat ze heel veel herinneringen met elkaar hebben opgehaald en in elkaar de grote liefde van ieder afzonderlijk voor Jezus en zijn boodschap hebben ontdekt. Ik denk dat ze mogelijk enkele psalmen met elkaar hebben gebeden, misschien zelfs psalm 104, waarin beschreven wordt hoe God de stormwind tot zijn bode maakt en vuurvlammen tot zijn dienaren en waar gesproken wordt over de adem die God kan zenden, opdat allen worden herschapen. Misschien hebben ze op een zeker moment een kring gevormd, elkaar een hand gegeven om samen het gebed te bidden, dat Jezus hen zelf geleerd had: Onze Vader.
Ik kan me voorstellen dat ze in die vijftig dagen langzaam maar zeker toegroeiden naar een geloofsgemeenschap.
In het verhaal uit Handelingen staat een opmerkelijk zinnetje dat mij op dat idee brengt, er staat namelijk: dat ze allen samen bijeen zijn.
Dat is dubbel op, en soort samen in het kwadraat. Die manier van samen zijn wil Lukas in dit gedeelte van zijn boek der Handelingen van de apostelen dus kennelijk benadrukken. De leerlingen waren samen een samen van het soort dat zij kenden van het feest van de gave van de Wet (uit Exodus dus).
Was Jezus niet het vleesgeworden Woord, uit de hemel nedergedaald?
Was Jezus niet levende Thora, levende Wet van God?
De eerste mens die Gods wet totaal leefde en helemaal vervuld had?
Waren die leerlingen misschien zo samen verenigd met Jezus, dat ze één van hart waren, één van ziel en konden spreken als uit één mond?
En dát gebeurt er nu precies op die Pinkstermorgen. Psalm 104 wordt werkelijkheid: wind en vuur dalen als boden neer uit de hoogte. Petrus neemt namens de twaalf het woord en spreekt als uit één mond en dat wordt verstaan, door iedereen die zijn hart voor de blijde boodschap van Jezus Christus wil openen.
Zou dat vandaag de dag, met Pinksteren zich onder ons kunnen herhalen?
Wij zijn toch niet anders dan die twaalf? Allemaal verschillend, met onze eigen geschiedenis van vallen en opstaan?
Laten we elkaar geregeld eens in het gezicht aankijken, die liefde zien die we voor Jezus en zijn blijde boodschap hebben en elkaar dan een hand reiken.
Kom, Heilige Geest,
Vervul de harten van uw gelovigen
en ontsteek in ons het vuur van uw liefde.
Zend uw Geest uit
en allles zal herschapen worden;
en Gij zult het aanschijn van de aarde vernieuwen.
Robert Frede, pastoor