naar aanleiding van Habakuk 1, 2+3 en 2, 2-4 & Lucas 17, 5-10
Hoelang…hoelang…
waarom…waarom?
Deze vragen van de profeet Habakuk klinken haast als een aanklacht tegen God, wanneer hij wordt geconfronteerd met onderdrukking, geweld en onrecht.Hoe is dat in Gods naam mogelijk?
Maar het is niet alleen de profeet Habakuk die zich dat afvraagt. Het zijn de vragen van ons, van ontelbare mensen sinds alle tijden. Het waarom van het lijden; het waarom van zoveel oorlogsgeweld, armoede en onschuldige slachtoffers van misdaden en geweld. Deze vragen komen altijd snel naar boven als er gesprekken worden gehouden over vragen rondom God en geloven in God. Een dodelijke ziekte roept deze vraag op, zij het van de zieke of van zijn omgeving.
Waarom moet mij dat overkomen?
Steeds heb ik geprobeerd zo goed mogelijk te leven.
Deze vragen naar het waarom raken de fundamenten van ons geloven.
Als er een God bestaat hoe kan die God dan al die ellende op de wereld toestaan? Waarom sterven er mensen in Gaza en in Afrika? Waarom is er honger op aarde, kunnen vele mensen niet naar school, zijn er geen ziekenhuizen en medicijnen?
Waarom moesten mijn ouders zo jong sterven?
Waarom ben ik alleen?
Die waaromvraag is de vraag van ieder weldenkend mens die geen genoegen neemt met het lijden in de wereld. Het grote onrecht en het vele vaak ongrijpbare geweld raakt ook aan de fundamenten van je geloven in het bestaan van God.
Geef ons meer geloof.
is daarom ook niet uitsluitend de vraag van de apostelen aan Jezus, maar ook in wezen onze vraag. Laat dat sprankje geloof dat nog steeds in ons woont niet wegdrijven in al dat negatieve nieuws in kranten en op de televisie.
Dat kleine mosterdzaadje, waarmee Jezus aangeeft dat dát zaadje in ieder mens aanwezig is, laat dat niet overspoelen door alle negatieve ervaringen van het leven. Laat dat zaadje niet ontkiemen op het drijfzand van wisselvallige stromingen en getijden. Maar laat het wortel schieten in een geloofsgrond die je vertrouwen in God staande houdt.
Een oude bewoonster van Bernardus -waar ik in het begin van mijn carrière als geestelijk verzorger werkte – en die in haar leven ontzettend veel leed had moeten verwerken, bezocht altijd als zij kon de Mis. Zelfs
toen dat moeilijk werd liet zij zich nog regelmatig in de rolstoel naar de kerk brengen. In de oorlog had zij twee zonen verloren. Na de oorlog was haar dochter overleden en een andere dochter was overleden aan
de gevolgen van een blindedarmoperatie. Een van haar kleinkinderen verdronk. Op een zeker moment zei een van haar overgebleven kinderen tegen haar:
moeder, je hoeft toch niet meer naar de kerk te gaan; je hebt al zoveel gebeden en je hebt al genoeg meegemaakt; als God je nu niet gewoon bijstaat zonder dat je komt dan is er geen God voor mij! Toen antwoordde de vrouw: laat mij maar rustig naar de kerk gaan mijn zoon, want ik ben God veel verschuldigd. Hij heeft mij de kracht gegeven het allemaal aan te kunnen. Ik zit nog steeds voor je en dat komt door de kracht die ik in de kerk bij God kon vinden.
Het geloof van deze vrouw kon werkelijk bergen verzetten. Het was zo stevig als de moerbeiboom uit het evangelie van deze morgen. De moerbei die zich kon verplaatsen in de wisselende omstandigheden van het leven. In haar kunnen we iets ontdekken van dat visioen dat Habakuk ons voorhoudt:
geef het wachten niet op; blijf trouw aan je geloof, vooral in turbulente
levensomstandigheden.
Wanneer mensen die vraag stellen bij al het slechte nieuws in de wereld, de
vraag: Bestaat God wel?
Waarom laat hij het allemaal toe?
Dan krijg ik wel eens medelijden met God. Men vergeet namelijk dat het bijna uitsluitend mensen zijn die verantwoordelijk zijn voor de meeste ellende in de wereld. Mensen die niet deugen en die onrechtvaardig
omgaan met hun medemensen. Heel veel van de ellende is mensenwerk.
Geloven in God na Auschwitz geeft de machteloosheid van God weer bij alles wat mensen elkaar aandoen.
God heeft ons de vrije keus gelaten tussen goed en kwaad, tussen heersen en dienen.
Jezus is het voorbeeld geworden voor de juiste keuze. Hij koos voor de dienende liefde om niet. En in de evangelietekst nodigt hij ons uit om hem hierin te gaan volgen.
Hij liet zich aan tafel niet bedienen, maar ging al dienend rond; daarom noemt men hem de Dienstknecht. Geen heerszucht en macht, maar dienende liefde maakte hem tot Zoon van God en daarmee maakte hij bekend wie God werkelijk is. In de dienende liefde van mensen onderling wil God aanwezig zijn in deze relatief harde wereld:
Ubi caritas et amor, Deus ibi est. Waar naastenliefde en liefde is, daar is God.
Geef ons meer geloof. Deze uitspraak zou dan kunnen betekenen het kleine mosterdzaadje dat we in onszelf kunnen voelen, te laten groeien, zodat we stevig kunnen staan in een wereld waarin de zee van onrecht, verdriet en leed soms zo groot kan zijn.
Rechtvaardigheid en trouw.
Daarin kan ons geloof stevig wortel schieten. Belangeloze dienstbaarheid van mensen is de beste getuige van het geloof in onze wereld. Als ik de ontelbare vrijwilligers in kerken en in de samenleving bezig zie, dan komen al deze werkkrachten los uit dat ene kleine mosterdzaadje.
Maar helaas is dat vaak geen interessant nieuws voor journaal of krant.
De bekende schrijver Gerard Reve zei zeer treffend: een zuster die veertig jaar lang in de missie oude mensen gewassen en gekleed heeft komt niet op de tv maar de eerste de beste relschopper of schreeuwer op straat komt ‘s avonds al in het journaal.
Hoe sterk de geloofskracht in mensen kan zijn komt het best tot uiting in het antwoord die de Duitse hervormer Maarten Luther gaf op de vraag:
wat zou u doen als u wist dat morgen de wereld zou vergaan?
Hij antwoordde:
Dan zou ik vandaag nog een appelboompje planten!
Robert Frede, pastoor