Ik heb de ellende van mijn volk in Egypte gezien, de jammerklachten om zijn onderdrukkers gehoord, ja, ik ken zijn lijden.
Erger kan het niet, als de Allerhoogste vanuit het vuur tot Mozes spreekt. God is ten einde raad wanneer hij zijn volk onder het juk van Farao ziet bloeden. God heeft iemand op aarde nodig om aan deze onderdrukking en ellende een einde te kunnen maken.
Daarom stelt hij zich aan Mozes voor.
Mozes die Hij na zijn geboorte op wonderbaarlijke wijze voor de zekere dood had bewaard. Hij roept Mozes vanuit een brandend braambos. Dat zou eigenlijk voldoende moeten zijn.
Wat een ongelooflijke openbaring wordt Mozes ten deel!
God, de Heer van de hemelse machten, die zijn Naam tegenover een gewoon mens openbaart. In die Naam ontvangt Mozes zijn opdracht om Gods volk uit de slavernij in Egypte te bevrijden.
Mozes moet in de Naam kracht en bemoediging vinden.
En Mozes was natuurlijk buitengewoon geschikt voor zijn taak: opgegroeid aan het hof van de Farao, pleegzoon van de koninklijke prinses, de taal machtig, bekend met de gewoontes van de Egyptenaren.
Mozes, de ideale uitvoerder van de opdracht van God.
Ook Jezus van Nazareth was een ideale redder voor zijn volk. De geknipte persoon om de mensen te bevrijden uit de slavernij van zonde en dood. Mozes en Jezus zijn nauw met elkaar verweven persoonlijkheden.
Hun levens werden door de eerste christenen, de eerste schrijvers uit de christelijke gemeentes en de evangelisten, nauw met elkaar in verband gebracht. Want ook ten tijde van Jezus leefden de mensen, zoals misschien ook nu, in slavernij. In de slavernij van het ik.
Een te extreme gerichtheid op het ik is de dood voor elke samenleving, voor elke vorm van bevrijding, voor alle verdere ontwikkeling.
Wat heeft het immers voor nut bevrijd te worden als je slechts met jezelf bezig bent? Je merkt dan nog niet eens dat je wordt onderdrukt.
Jezus wil net als Mozes zijn volk bevrijden uit de slavernij en uit de verdrukking van angst en dood.
Aan beiden staat de Naam, de heilige Naam van God ter beschikking. Beiden gebruiken de Naam van God om hun opdracht te vervullen.
Beiden hebben gedurende hun optreden ook ervaren dat het niet gemakkelijk is om mensen uit hun – soms zelfgekozen – slavernij te verlossen en hen dan ook te verwijzen naar een toekomst waarin ze tot heelheid zouden komen.
Je kunt iemand wel redden van de slavernij of van de dood, maar als die dan tegen je zegt Dankjewel, erg leuk bedoeld van je; maar ik zoek het toch liever zelf uit dan houdt het natuurlijk op.
Dat zien we ook in de tocht die de geredden onder leiding van Mozes door de woestijn ondernemen.
De vrijheid die nodig is om ook tot heelwording te kunnen komen, wordt niet altijd voldoende onderkend. De tocht die erbij nodig is, is van wezenlijk belang om tot het heil te komen.
Je levenservaring moet je altijd blijven toetsen aan het Woord dat van buitenaf naar je toekomt. Het woord met een kleine en soms een grote letter w.
Bevrijding is wel een noodzakelijke voorwaarde tot heil, maar het proces van menswording of heelwording kan dan eigenlijk pas goed beginnen. Onder leiding van Mozes, onder leiding van Jezus.
Zij spreken een gezaghebbend woord, een woord dat de mens tot een hele mens kan maken.
Jezus heeft er als zoon van God zelf – heel vergaand – aan toegevoegd dat het geloof in zijn dood en opstanding voor mensen een weg tot het heil kan zijn.
Idealiter zijn we allen als mensen op weg naar het heil.
Althans dat is de wil van God met zijn schepping. Maar we moeten ook proberen om op de weg van God te blijven. Je moet jezelf kunnen toetsen, je moet getoetst kunnen worden. En hier komen we in de traditionele theologie bij het Doopsel. Het doopsel is volgens de traditie het begin van de reddende tocht waar Jezus in zijn optreden over spreekt. Het is een bekentenis dat je op weg wilt gaan samen met anderen naar het voorbeeld van Jezus, in de traditie van Mozes en onder leiding van God.
Maar het is alleen het begin, niet meer dan dat.
In de voorbereidingstijd naar Pasen, dé doopdag in de oude kerk, worden wij op verschillende manieren met de persoon van Jezus – in wiens naam we zijn gedoopt -geconfronteerd.
Wie is Hij nou, die Jezus? Wat deed Hij? Wat zegt dat?
We moeten het telkens weer overdenken. Tot ons spreekt God niet vanuit het brandende braambos, voor ons geeft hij niet die zekerheid die Hij gaf aan Mozes en Jezus. En ook zij kenden ondanks deze rechtstreekse openbaring hun twijfels en wanhoop gelijk wij die kennen.
Want kunnen wij God altijd zien?
Onze doop bleek bij nader inzien toch geen garantie tegen aanvechtingen en kritische vragen. Het is niet zo dat je bent gedoopt als christen, als oud- katholiek, en dat dat dan automatisch zo blijft. De doop is het begin van een levenslange reis.
Een tocht van levensbelang.
In het zegeninggebed dat over het doopwater wordt uitgesproken in de paaswake wordt een vergelijking met het Oude Testament gemaakt. Zoals het volk Israël door het water trok en heelhuids in de woestijn in vrijheid aankwam, zo zal het volk van God door het Doopsel door de dood heen naar het leven worden gevoerd.
Die tocht door de woestijn na de bevrijding uit Egypte én het leven van iedere mens na het ontvangen van het levende water, is van wezenlijk belang om te komen tot het heil.
Eigenlijk is gedoopt worden en verder niets, geen nadenken meer over de betekenis, geen twijfels meer kennen, vergelijkbaar met de slavernij van Egypte en daarna niets meer.
Beide ervaringen hebben ons geleerd dat God dan – om wie het gaat – niet meer genoemd wordt. Rituelen worden dan leeg en zonder inhoud.
Elke dag opnieuw moeten we keuzes maken, luisteren nar die onzichtbare God uit het braambos, kijken op de weg door Jezus ons gewezen. Niet altijd een prettige weg, vol met dwaalsporen, in weer en wind.
Maar we kunnen ons herinneren aan de Naam, die God aan zichzelf gaf IK BEN DIE IS.
Hij kan ons de zekerheid geven, die ons vrij maakt en sterk. Elke ochtend opnieuw.
Ik wens u een zegenrijke voorbereiding op de Goede Week en het hoogfeest van Pasen.
Robert Frede, pastoor