De zin van het leven ben je zelf…
Het is een uitspraak die je kunt aantreffen in je succesagenda.
Inderdaad, zo zeggen heel veel mensen vandaag de dag, er is geen beter project dan planning van je eigen leven. Je moet het doel voor ogen houden dat jezelf hebt gesteld. Je moet je niet laten afleiden door wat anderen belangrijk vinden. Je ontwerpt je eigen levensfilosofie. Je stippelt je eigen succesvolle levensloop uit. Zo vind je je eigen geluk.
Ook waarin je gelooft maak je zelf uit.
Wat de mens naast je er voor levensovertuiging op na houdt, dat is zijn zaak.
Jij trekt je eigen spoor.
Gij moet elkaar liefhebben.
Dat horen we in het evangelie op een van de zondagen ná Pasen Hoezo elkaar liefhebben? De mensen met wie je te maken hebt zijn zo anders. Er bestaat toch eigenlijk geen beter gezelschap dan je eigen spiegelbeeld? Zeker als je het goed getroffen hebt met jezelf.
Gij moet elkaar liefhebben.
En dat ‘moet’ dan ook nog eens van Jezus! ‘Een nieuw gebod geef ik u’, zegt hij. Werkt dat eigenlijk wel? Verplichte liefde?
En op wat voor manier moet je dan houden van de andere mens? ‘Zoals ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben.’ Het lijkt nogal hoog gegrepen. Want wat Jezus bezielde, dat is toch voor een gewoon mens niet weggelegd?
Hoe had Jezus zijn leerlingen lief? Hield hij van ieder van hen even veel? Waarom is er dan soms sprake van ‘de leerling die Jezus liefhad’? Had Jezus voor de een meer sympathie dan voor de ander? Gaat het eigenlijk wel om de sympathie die je spontaan voelt voor een mens? Voor de een meer, en voor de ander misschien helemaal niet?
De woorden die Jezus uit het Johannesevangelie die ik hier citeer, staan in een nogal dramatische context. De apostel Judas, een van de twaalf, heeft zojuist de kring verlaten. Degenen die nu nog met Jezus aan tafel zitten zijn de mensen met wie hij het zal moeten doen.
Jezus weet beter dan wie ook wat er omgaat in ieder van hen. Hoe de trouwbelofte van Petrus binnen enkele uren plaats zal maken voor een glasharde ontkenning:
‘Nee, met die man heb ik niets, ik ken hem helemaal niet’. Jezus weet ook dat de andere leerlingen van hem weg zullen vluchten wanneer hij in zijn uur gekomen is.
Toch… Gij moet elkaar liefhebben.
En: ‘hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart’.
Wanneer het evangelie volgens Johannes wordt opgeschreven, bestaat de beweging van de jonge Kerk al zo’n zeventig jaar. Er zijn heel wat stormachtige ontwikkelingen geweest. En voor de evangelische beweging zijn de omstandigheden ook nu nog helemaal niet gunstig. Waarin zal hun redding gelegen zijn? Hoe zullen ze staande blijven?
Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijt: als gij de liefde onder elkaar bewaart.
Het gaat om onderlinge verhoudingen die ver uitgaan boven relaties die gebaseerd zijn op wederzijdse sympathie. Er moet zoiets zijn als een mystieke verbondenheid onder de volgelingen van Jezus:
Zoals ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben.
De liefde van Jezus is dezelfde liefde die God heeft voor zijn mensen. Als Johannes erover schrijft, is Jezus al een hele tijd niet meer tastbaar aanwezig bij zijn leerlingen. Want hij is opgenomen in het mysterie van God. Maar juist van daaruit is hij nu werkzaam in hun midden.
Niet dat het tussen die leerlingen van Jezus in de voorbije jaren steeds pais en vree was. Ze herinneren zich nog hoeveel strijd het de apostel Paulus heeft gekost om bij de christenen met een Joodse achtergrond een lans te breken voor de vele nieuwe aanhangers van de Joodse Wet die buiten de grenzen van Israël leefden. Paulus heeft zich met groot enthousiasme voor hen ingezet. Niet om koste wat kost zijn eigen visie door te drijven.
Nee, Paulus gelooft oprecht dat het God is die voor de heidenen de poort naar het geloof heeft geopend. Paulus wilde in dat hele proces geen stap zetten zonder voorgaande instemming van de gemeente die met gebed en vasten hem had uitgezonden. Wat Paulus en zijn metgezel Barnabas hebben bereikt, dat is tot stand gebracht met de medewerking van God zelf.
Het was de liefde voor de zaak van Jezus die Paulus voortdreef. Het was een liefde waarbij het verstand niet op nul stond. Paulus en Barnabas zijn met een zekere strategie te werk gegaan. In elke gemeente hebben ze na gebed en
vasten oudsten voor hen aangesteld. Die oudsten konden ervoor zorgen dat werd voortgezet wat Paulus en Barnabas op gang hadden gebracht. Juist die oudsten die ze hadden aangesteld moesten zorg dragen voor een volharding
in het geloof, want juist voor de mens van buiten Israël voorzag men vele kwellingen voordat ook zij het Rijk van God konden binnengaan.
Je moet wel heel veel van je mensen houden wanneer je je zo voor hen inzet.
De uitbreiding van de jonge Kerk met al die nieuwe mensen zou ook bijdragen aan een grote veelvormigheid.
Maar veelvormigheid hoeft de onderlinge liefde toch niet in de weg te staan?
Net zoals wij vandaag de dag ons verbonden voelen met christenen die heel anders denken, heel andere vormen van kerkelijkheid beleven en heel anders aan kijken tegen de samenleving waarin we ons bevinden.
Wellicht zal soms ook in onze eigen kring met verwondering worden vastgesteld dat God ook voor de moderne samenleving de poort naar het geloof heeft geopend.
Ja, zo ver kan het komen wanneer we niet langer geloven dat wij zelf de zin van het leven zijn.
In die zin wens ik u een vreugdevolle tijd van Pasen.
Robert Frede, pastoor