De begeerte van het bestaan

Eb laat op het drogende zandstrand plukken zeeschuim achter. Het lijkt op braille. De algen die daarvoor verantwoordelijk zijn laten zich door de getijdenwerking niet in slaap wiegen. Ze zijn massaal aanwezig. De sappige schuimkoppen zijn moordend. In de Scheveningse zee hebben ze het leven aan vijf mensen ontnomen. Het muzikale rondo van eb en vloed klinkt killer, nu de diepe groeven van het zeewater vijf nieuwe graven werden. De zee is een constante dreiging die soms over zich heen laten lopen en dan weer levensgevaarlijk is. Ze is stabiel in ritme maar toch onvoorspelbaar in variaties. Misschien zoals deze crisis en het leven.

Op de horizon zie ik ver veel stipjes. Het zijn lege containerschepen en lege cruiseschepen. De horizon is een metafoor voor de oude werkelijkheid die achter onze rug ligt: buiten gebruik, op rust, in sluimerstand, ver weg. De horizon lijkt recht door het korte stukje dat we ervan kunnen zien. Maar de horizon is niet recht, want het maakt deel uit van een bol. We zien altijd maar een stukje van de volledige werkelijkheid. Soms maakt ons dat sterk en soms beperkt het ons juist. Zelfs in ons oude leven konden we er niet in slagen overal te zijn en alles te zien. We leefden al in een samenraapsel van impressies. Toen ik terug wandelde van het strand waren mijn voetstappen van op de heenweg alweer weggewaaid. Het woei zo sterk, alsof de zee ‘nee’ zei op zowel mijn komen als mijn gaan.

Liefde zit in beweging, maar ook in stilte en afstand. Helaas. Missen is de waarde erkennen van dat wat of die wie er (even) niet is. We houden vaak nog meer van iets dat er niet meer is. Laten we nu even afstand bewaren van wat ons dierbaar is. Wat men te hard vasthoudt, raakt men kwijt. Ik hoop dat we het ondoorgrondelijke verlangen kunnen koesteren en conserveren. Juist nu, terwijl we oog in oog met de stilte staan. Ik glimlach regelmatig naar mensen op straat. Onlangs deed ik dat naar iemand met een mondmasker op. Ik weet niet of de persoon in kwestie teruglachte. De crisis introduceert nieuwe stilte en afstand. Ik weet niet of de huidige tijden stabiel of instabiel zijn. Veel gaat nog door, maar niets is meer gewoon.

Het voelt in deze quarantaine altijd alsof het de laatste dag is. Alsof iedereen binnen zit om een feest voor te bereiden. Er wordt een heel groot feest voorbereid, maar vooralsnog is niemand uitgenodigd. Ik hoop op de dag waarop het door zal gaan en iedereen present zal mogen tekenen. Tot die tijd hoop ik dat we blijven praten. Dat we in afstandelijk contact blijven. Dat we samen blijven komen, hoe en waar dat kan. Dat we geen dingen opkroppen, maar van ons afpraten en blijven delen, zodat grote zorgen kleiner worden. De leegste plekken in ons hart vandaag zijn het moeilijkst in vullen. Maar laten we ervoor zorgen dat, in de veronderstelling dat ons geheugen enkel daaruit bestaat, al de herinneringen die vanaf vandaag in ons hoofd komen, mooi zullen zijn.

Zolang we ons samen blijven bewegen binnen de omstandigheden in de enig mogelijke richting, overwinnen we alles. Dit is geen oorlog. In tijden van oorlog werd er gevochten voor de vrijheid van anderen. Nu blijven we thuis voor de gezondheid van anderen.  Laten we het bestaan, het moment, de vrijheid en de begeerte begeren. Vandaag opnieuw beginnen gaat niet en weten wat morgen brengt bestaat niet. Elke dag is een reis naar het onbekende. En door het zo te benoemen ligt daar per definitie verlangen in verscholen. Dromen mag altijd. Waar leven is, heerst hoop. Het is zoals schrijver Arnon Grunberg stelt: ‘hoop is het laatste dat sterft.’ Als er ’s nachts geen zon is, laten we ons dan tevreden stellen met de maan.

Johannes Wirix-Speetjens