Vastengroet

Bisschoppelijke groet bij het begin van de 40-dagentijd

Bisschoppelijke groet bij het begin van de 40-dagentijd 2015
‘Zie, nú is het de tijd van het welbehagen, nú is het de dag der zaligheid’ (2
Kor. 6, 2).

Zusters en broeders,
Met deze woorden roept de apostel Paulus de christenen van Korinthe op om
zich te laten verzoenen met God. Aan zijn woorden gaat een citaat vooraf uit
de profetie van Jesaja, waar deze het moedeloze volk van Israël de komende
bevrijding in het vooruitzicht stelde. En niet alleen Israël zelf zou worden bevrijd
uit de ballingschap in Babel, maar van heinde en verre zouden volkeren
optrekken naar Gods heilige berg in Sion. Paulus past dit beeld nu toe op
de roeping van de christelijke gemeente: zij moet een licht der volkeren zijn,
om Gods heerlijkheid te verkondigen en zijn koningschap uit te roepen. En
hoe moet de christelijke gemeente dat doen? Paulus somt een hele waslijst
gedragskenmerken van de gemeente op. Wat aan die kenmerken opvalt is niet
dat ze zich hoefden uit te putten in goede werken, maar eerder het tegenovergestelde:
ze moesten zich onder allerlei benarde omstandigheden geduldig
opstellen. De verlossing die de Heer God bij monde van de profeet Jesaja
had beloofd, was immers werkelijkheid geworden in de opstanding van Jezus
Christus uit de dood.
Hoewel er ook in onze tijd vele christenen zijn, die onder vervolging en geweld
te lijden hebben, zijn de benarde omstandigheden waaronder de christenen
van Korinthe te lijden hadden, niet direct de onze. Christenen in de westerse
wereld lijden misschien niet onder gevangenschap of vervolging, maar wel
onder andere dingen. Als de godsdienst in het algemeen in onze tijd in het
nieuws komt, is dat meestal niet positief. Er wordt in de naam van een god
geweld gepleegd tegen mensen die een andere god dienen of die zich anders
gedragen. De uitzichtloze situatie in Syrië duurt voort, verbreidt zich naar
andere gebieden en leidt tot aanslagen in het westen. De reacties daarop
tonen ondanks terechte protestacties vooral onze onmacht: moeten we met
tegengeweld dat geweld tegengaan of moeten we juist de dialoog aangaan
om te begrijpen waar dat geweld vandaan komt? Of moeten we – zoals ook
gehoord wordt – maar toegeven, dat elke godsdienst tot geweld leidt en je je
daarom maar het beste als atheïst kunt opstellen?
Die laatste mogelijkheid is voor christenen geen optie. Hoewel je moeite moet
doen om het christelijk geloof te leren en in praktijk te brengen, is dat geloof
uiteindelijk niet onze verdienste of prestatie, maar een geschenk van God.
We kúnnen niet anders dan die uitnodiging aannemen en gehoor geven aan
zijn aanbod, omdat het ons richting geeft in ons leven, omdat het de basis
is van onze moraal en ethiek, en omdat het ons een doel in het vooruitzicht
stelt: Gods heerschappij op aarde, de wereld van gerechtigheid en vrede. Als
we dat zouden loslaten, zouden we feitelijk te kennen geven dat er geen zin
in ons leven is, anders dan de oppervlakkige pleziertjes die iedereen wel eens
meemaakt. Maar erger nog: al die mensen die geen deel van leven hebben en
anoniem ergens op een slagveld of in
armoede op een vuilnisbelt sterven – wie doet die recht, als God hun namen
niet in de palm van zijn hand geschreven heeft?
Moeten we dan geweld gebruiken om erger te voorkomen? Ook daarbij kun
je grote vraagtekens zetten. Waren het geen westerse wapens waarmee
aanvankelijk het verzet tegen de Russische aanwezigheid in Afghanistan werd
gesteund, maar die zich later op 9/11 tegen datzelfde westen keerden? En zijn
het niet de westerse wapens die aanvankelijk het verzet tegen de regimes in
Irak en Syrië moesten steunen en die nu in handen van IS zijn? Misschien is
het tijd voor een nieuwe kritische bezinning op de wapenindustrie, zoals die
ook plaatsvond na het vreselijke geweld dat honderd jaar geleden de Eerste
Wereldoorlog met zich had meegebracht, maar die destijds helaas niet is
doorgezet.
Paulus’ woorden aan de Korinthiërs lijken op te roepen tot een passieve
houding, alsof je alles wat je aan narigheid overkomt maar geduldig moet
verdragen. Toch is dat maar schijn. Want hij spreekt wel degelijk over wapens,

zoals hij ook in zijn brief aan de christenen van Efese doet (Ef. 6, 14-18). Maar
het gaat dan om de wapens van het geloof: het harnas der gerechtigheid, het
schild van het geloof, de helm van de zaligheid en het zwaard van de Geest,
dat is het woord van God. Deze wapens verdedigen tegen de aanval van de vijand.
En misschien wel het sterkste wapen is het gebed: ‘bidt altijd in de Geest
met aanhoudend bidden en smeken en waakt daarbij met alle volharding en
gebed voor alle heiligen.’
Met de vastentijd die we dezer dagen beginnen, bereiden we ons voor op het
paasfeest, de viering van de opstanding van Jezus Christus uit de dood. We
gedenken dat ook de Zoon van God door de religieuze en politieke machthebbers
van zijn tijd geweld werd aangedaan. Hij reageerde daarop in de zin van
Paulus: met geduld en verdraagzaamheid, in de overtuiging dat zijn leven
geborgen was bij God. Ondanks de weerstand die hij ondervond, bleef hij
het koningschap van de Heer God verkondigen, bleef hij mensen genezen en
bleef hij bevrijding brengen aan wie gevangen zaten in de macht van de dood.
Zelfs in zijn grootste verlatenheid aan het kruis riep hij nog zijn God aan. Zijn
opstanding uit de dood is voor ons het uiterste teken, dat dat vertrouwen op
God die de machteloze recht doet en bevrijding brengt, de dood overwint.
We wensen u een gezegende vastentijd toe.

Utrecht en Haarlem, 8 februari 2015
Joris Vercammen, aartsbisschop van Utrecht
Dirk Jan Schoon, bisschop van Haarlem