Woord van de pastoor: Maria

Voor de uitgave van de nieuwsbrief is ‘Maria’ als thema gekozen. In verschillende artikelen een bijdrage wat Maria betekend voor de schrijver. Hier het stuk van pastoor Robert Frede:

 

Als oud-katholiek is je eerste reflex op de vraag naar de maagd Maria altijd het antwoord: “Daar heb ik niet zoveel mee…” Maar klopt dat eigenlijk wel? Hebben wij oud-katholieken dan niet zoveel met Maria? En hoe staat uw pastoor daar eigenlijk in?

 

Feit is dat we als katholieke kerk in tegenstelling tot veel protestantse kerken altijd een bijzondere devotie tot de maagd Maria hebben gekend. Deze devotie is al een vroege lijn in de christelijke traditie en heeft altijd tot discussies geleid. De eerste oecumenische concilies met hun uitspraken over het wezen van Christus hebben direct en indirect ook altijd wat over Maria en haar rol gezegd. Als we naar de oude grote kerken in Italië met hun rijke versiering met mozaïeken in Byzantijnse stijl kijken zien we vaak Maria op een centrale plaats of zelfs in het centrum van de decoraties staan. Altijd  samen met Jezus – dat wel. De Nederlandse katholieken vóór de Reformatie waren daar niet anders in: ook bij hen was Maria erg belangrijk en haar verering was een kleurrijk element in het religieuze leven van alledag. Na de beeldenstorm werd dat minder. Opvallend is echter wel dat veel katholieke schuilkerken Maria als patroonheilige vasthielden nadat de katholieken uit hun kerken verdreven waren (in Utrecht gingen de katholieken uit de Buurkerk “Maria Minor” achter Klarenburg zitten, in Dordrecht draagt de parochie de naam van de oude “Maria Maior” en ook onze eigen parochie draagt de naam van de oude statie van Ste. Marie in  Haarlem). De devotie tot de Moeder Gods verschilde niet veel tussen de “gewone katholieken” en hen die in 1723 trouw bleven aan de cleresie, de basis van onze huidige oud-katholieke kerk. Pas in de eerste decennia van de 19e eeuw begonnen verschillen op te komen. In de rooms-katholieke kerk werd er een steeds sterker accent op devotionele praktijken rond Maria gelegd en na de eerste zogenoemde verschijningen van Maria in Lourdes (en op andere plaatsen) leek het hek helemaal van de dam. Rozenkransen, speciale novenen, bedevaarten en andere dingen rondom Maria kwamen flink in opgang. 

 

De oud-katholieken volgden het allemaal van een afstandje en met stijgende verbazing. Toen in 1854 het eerste van de rooms-katholieke Maria-dogma’s werd afgekondigd kwamen de toenmalige bisschoppen en met hen priesters en gelovigen van onze kerk – zij het laat – met een afwijzende reactie. Daarna kun je zeggen: hoe meer de Mariaanse praktijken groeiden aan Roomse zijde des te sterker dachten oud-katholieken zich ertegen af te moeten zetten. Een zekere rationalistische inslag die in de eerste helft van de 20e eeuw in onze kerk sterk aanwezig was deed het verdere werk. De Oud-katholiek van die tijd dacht dat hij niet “aan Maria deed” – maar keerde zich ook af van het branden van kaarsen bij de beelden bijvoorbeeld (“te Rooms”).   Als je nu onze kerkgebouwen (maar ook protestantse trouwens) met hun kaarsentafels binnenkomt kun je dat haast niet meer geloven.

 

Ook bij ons in de kerk zijn er dus op spiritueel gebied golfbewegingen – goed om daar van tijd tot tijd eens bij stil te staan als er in gesprekken rondom liturgische gebruiken de indruk gewekt wordt dat we in een soort onveranderlijk continuüm leven. Het ligt vaak net iets genuanceerder dan de tegenstelling “ouderwets” en “modern”.

 

Maar hoe staat uw pastoor ten opzichte van Maria, de Moeder Gods? Ik probeer een kleine persoonlijke impressie te geven, een theologisch gekleurd verhaal heeft u al in diverse preken op de dag van het “Ontslapen van de Maagd” kunnen horen. 

Het heeft bij mij een beetje geduurd met Maria. Het kan eraan liggen dat ik een man ben – vaak hebben vrouwen net iets extra met Maria – of daaraan dat mijn eigen moeder van huis uit Luthers was, dan heb je daar gewoon niet zo’n band mee denk ik. Het is wel een beetje gegroeid dat ik graag een  kaarsje opsteek bij een mooi beeld van Maria. En ik heb wel een speciale band met de “Gouden Madonna”, een beeld uit het jaar 1000 dat in de kathedraal van mijn thuisstad Essen staat. Daar kom ik mijn hele leven al en dat draag ik dan met mij – voel het bijzonder sterk – als ik bij een bezoek aan Essen ook deze kerk binnenga. Doe ik eigenlijk altijd. Ik bid niet specifiek tot Maria. Ik kan me ook soms een beetje vrolijk maken om erg kitscherige afbeeldingen van de hoogblonde tiener met een net iets te grote zuigeling die je her en der tegenkomt. Tegelijk heb ik op mijn vakantiereizen met veel eerbied heiligdommen van Maria bezocht – regelmatig heeft het mij ook geraakt.

 

Het is een beetje een “ongoing story” met mij en de Maagd. Ik heb sterk het gevoel dat de reis nog niet op haar einde is. Het is goed om de feestdagen gewijd aan haar ook in de parochie te blijven vieren. Dan gaat het denken door en de reis verder en wie weet wat we dan over een aantal jaren zeggen over hoe het staat met Maria en de oud-katholieken!

Ik wens u allen mooie herfstdagen in en om Haarlem!

Vanuit de pastorie aan de Kinderhuissingel,

Robert Frede, pastoor