Het is als onder water, in de felle zon of in de woeste wind. Het lijkt op de kruisiging van vrijheid, gezondheid en welzijn. Het lijkt alsof we verraden worden door de waarden die we vanzelfsprekend hadden geacht. Maar de wereld is groot, wij zijn te klein en we vergeten het vaak. Waar zijn de engelen en de gezangen als we zelfs niet meer samen mogen zijn. We willen dingen niet begrijpen, maar grijpen. Je weet niet wat je bezit totdat het weg is. We hebben bomen nodig om onder te kunnen schuilen, wind om bij stil te kunnen staan, maar we mogen niet naar buiten.
In het jaar waarin Nederland 75 jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog vrijheid viert, bereiken we nu een nieuwe vorm van bezetting. Dit keer van een vijand die we niet zien. Het gaat er niet meer om het beste te maken van de situatie, want het beste is niet meer en er valt alleen maar te verliezen, lijkt het. Maar laten we zolang we kunnen, onze harten warm houden, ons hoofd koel en onze intenties oprecht. Met de woorden die ik u van harte toeschrijf, wil ik dit leed dan ook niet mooier maken, maar misschien wel rustiger, liefdevoller of zachter.
‘We zijn golven op dezelfde zee, bladeren van dezelfde boom, bloemen uit dezelfde tuin.’ Op woensdag 18 maart landden Chinese medici op de luchthaven van Milaan met een spandoek met deze woorden. Deze omstandigheden geven ons ook de mogelijkheid stil te staan en dank te zeggen, bijvoorbeeld aan alle mensen die in de medische zorg werken, zij die vakken vullen, schoonmaken, vuilnis ophalen en zij die de kinderen van deze mensen opvangen. Het lijkt een schrale troost, maar dit leed, deze (in)spanning en angst zijn wereldwijd. We dragen ze samen. Ik voel me soms verwend te mogen zeggen dat er bij mij, hoe triest dat ook is, slechts een toneelvoorstelling is geannuleerd door deze pandemie. Voor sommige mensen bevinden de enige lichtpuntjes zich buitenshuis en is er thuis geen geborgenheid of veiligheid. Voor sommige kinderen wordt hun enige gezonde maaltijd op een dag op school geserveerd. Voor sommige gezinnen waar thuis geen vrede heerst, lopen spanningen nu alleen maar verder op.
Op straat lijkt het alsof de al bekende en bestaande mentale afstand tussen mensen, door muziek in onze oren of een beeldscherm voor onze neus, zich nu in een fysieke afstand heeft gemanifesteerd. Daar staat tegenover dat ik me nog nooit zo in mijn bestaan erkend heb gevoeld als nu: mensen zien me, kijken en knikken naar me dankzij het moeten respecteren van die 150 centimeters afstand. We worden meer dan ooit aangesproken op onze eigen krachten, maar we zijn er allemaal in andermans gedachten, hoop ik. Als we weer mogen, zal een omhelzing nog nooit zo sterk geweest zijn. Overwegend opgesloten zitten in onze huizen doet nu een globalisering plaatsvinden in onze gedachten, verbeelding en op online-platformen. Deze bieden ons de mogelijkheid ons nog vaker met elkaar in verbinding te stellen dan hiervoor, maar op een ander niveau en zonder het fysieke aspect dus.
En toch wordt het Pasen! De dag die het vandaag is, zouden we bijna vergeten. De tijd lijkt stil te staan, terwijl we hopen dat dit zo snel mogelijk voorbij trekt. Laten we dit aangaan, moment per moment. Niet vrezen, maar geloven. In een morgen, want die zal er zijn. Laten we dankbaar zijn voor wat we gisteren hadden, vandaag niet wanhopen, en geloven in morgen. Op een fietstochtje kwam ik vandaag voorbij een verzorgingstehuis waar drie mannen op een aanhangwagen met grote boxen ‘You’ll Never Walk Alone’ aan het zingen waren, vermoedelijk waren het broers die voor de verjaardag zongen van hun moeder, die ze niet mochten bezoeken door het protocol.
Ik wens iedereen veel honing, citroen, gember en wc-rollen, en een fijne virtuele verbondenheid op alle mogelijke moderne manieren met naasten.
Johannes Wirix-Speetjens