Vertrouwen als een kind

Ik heb nog een papieren agenda, en daarin staat bij elke dag een spreuk.

Een citaat van iemand, een wijze uitspraak.

U kent dat wel.

En bij de ene dag denk je: ja, dat slaat de spijker op zijn kop!

En de andere dag denk je: tsja, wat kán ik daar nou mee?

Als in het evangelie een heleboel uitspraken van Jezus achter elkaar staan, dan vergaat het me ook weleens zo.

Als twee van jullie hier op aarde eensgezind om iets vragen, wat het ook is, dan zal mijn Vader in de hemel het voor hen laten gebeuren hoorden we afgelopen zondag in de kerk. En dan zijn wij, die onszelf vaak als kleine kudde zien, altijd meteen gerustgesteld. Twee of drie? Dat halen we makkelijk 😉

Toch is het eigenlijk een erg lastige spreuk. Want:

Hoe vaak niet bidden twee mensen eensgezind om genezing, en komt die genezing toch níet? Ik weet niet goed wat ik hiermee aan moet.

Ik moet denken aan een patiënt die weet dat ze niet lang meer te leven heeft.

‘Ik ben gestopt met bidden om genezing, want ik weet dat die niet komt,’ zegt ze. ‘Ik bid nu maar om aanvaarding en kracht. Maar mijn man bidt nog wél dat ik genezen mag worden. Want God is almachtig, zegt hij. Hij wil dat ik nog doorvecht. Maar ik wil me overgeven. We staan er zo verschillend in, en dat maakt dat ik me nu eenzaam voel naast hem.’

Stof zijn we, en tot stof zullen we weerkeren.

Het leven laat zich niet dwingen.

God ook niet.

Maar, zegt Jezus dan: ‘Waar twee of drie mensen in mijn naam samen zijn, daar ben ik in hun midden.’

Dat is niet de genezing waar je naar verlangt. Maar het is wel samen-zijn.

Zou dat echtpaar dan niet beter dáárom kunnen bidden? Om eensgezindheid.

Dat je met elkáár de werkelijkheid aankijkt. Je toevertrouwt.

Jezus – God – is dán in ons midden.

Ik las een interview in de krant.

Met een nog vrij jonge man. Een paar jaar daarvoor had hij een nare ziekte overleefd. En hij zei in dat interview:

Als je nou weet dat we allemaal een keer doodgaan en dat we daar ook allemaal bang voor zijn, zullen we dan niet gewoon een beetje áárdiger voor elkaar zijn?’

Het klonk zo eenvoudig En zo waar.

Soms moet je leven door elkaar geschud worden, wil je gaan beseffen wat leven eigenlijk IS.

En wat echt belangrijk is.

‘Geef mij terug de ogen van een kind.’

‘Verander en word als een kind. Dan ben je de grootste.’

Dat is een ándere uitspraak van Jezus.

Hij is er zo sterk in om ons op het verkeerde been te zetten. Steeds weer zorgt hij voor verrassingen. Zijn tijd is net als de onze.

Iedereen probeert de grootste te zijn.

Machtig, rijk, sterk. En ook Jezus’ leerlingen willen dat…

Ja, ze hadden Jezus al heel vaak horen zeggen dat we ons moeten omkeren tot een nieuw leven.

En dan had hij het over vergeving, naastenliefde.

En dat had ze geraakt, die leerlingen.

Ze waren niet voor niks achter Jezus aangegaan, om samen met hem ‘vissers van mensen’ te worden…

Maar de neiging om in het oude, al te menselijke spoor te raken blijft. 

‘Laat IK dan alsjeblieft de gróótste visser van mensen zijn,’ hoor je ze vandaag denken. Toch weer de ijdelheid die de kop opsteekt.

De pretentie. Zo van ‘kijk, ik doe het toch lekker beter dan jij.’

Jezus prikt erdoorheen.

Word als een kind!

Nee, niet als zo’n verwend prinsje of prinsesje.

Maar als een kind dat wéét dat het geen macht heeft, dat het nog maar klein is en niet zo sterk.

Verneder jezelf en word als een kind.

Verneder jezelf?

Is dat nou weer niet het ándere uiterste?

Hoogmoed, arrogantie: nee, duidelijk dat dát het ware niet is.

Maar zelfvernedering?

Wat kan Jezus daar nou mee bedoelen?

Nou, eigenlijk is dat vrij simpel.

Nederig betekent: dichtbij de aarde.

Oftewel: met beide benen op de grond.

Mensen zijn niet gemaakt om met hun hoofd in de wolken te lopen. Laat staan om de hemel te bestormen.

Wij zijn aard-mensen.

Het scheppingsverhaal vertelt het heel beeldend: God boetseert de eerste mens uit het stof van de aarde. En ergens anders staat: stof zijn we, en tot stof zullen we weerkeren.

Zullen we dan niet gewoon een beetje áárdiger voor elkaar zijn?

Verneder jezelf betekent dus gewoon: wees aards, wees realistisch.

Weet dat je mens bent. Niet altijd goed, niet altijd slecht.

Sterfelijk. 

En begonnen als een kind.

En nu zegt Jezus: wórd weer als een kind!

Nieuw geboren. Hoe doe je dat dan?

We zijn toch al volwassen. We hebben levenservaring.

We kunnen toch niet doen alsof dat er allemaal niet is…

Nee, daar gaat het ook niet om. Maar we zijn allemaal kind gewéést.

En dat kind dat we eens geweest zijn, dat lééft nog in ons.

Hele stukken van ons karakter, van waar we van houden en waar we een afkeer van hebben, dat komt uit onze kindertijd. Misschien was het kind dat we waren gelukkig. Misschien ook niet.

Maar ergens in ons leeft dat kind nog.

Klein, omhoogkijkend naar de volwassenen.

Afhankelijk, hopend op een lieve lach, op bevestiging. Vol verwondering om al wat er te ontdekken valt. Wek mijn zachtheid weer. 

Geef mij terug de ogen van een kind. 

Dat ik zie wat is 

en mij toevertrouw 

en het licht niet haat.

Ubi caritas et amor Deus ibi est.

Waar vriendschap is en liefde, daar is God.

Daar is de oorsprong van ons leven.

Daar is de bestemming van ons leven.

Daar worden we weer een kind met zachte ogen dat zien wat is.

Dat zich toevertrouwt aan het licht, aan wat goed is, wat goed doet….

Vandaag al.

Vanuit de pastorie aan de Kinderhuissingel wens ik u allen een zonnige en mooie herfst in Haarlem en daarbuiten,

Robert Frede, pastoor