Loon naar werken

Tijdens onze vakantie in Roemen in juni hebben we uitgebreide wandelingen ondernomen in het prachtige landschap van Moldavië en de Bukovina. En als je dan de mensen in de tuinen en op de akkers ziet snoeien en werken dan denk je ook – tenminste dat deed ik – aan de bekende gelijkenis van Jezus over de arbeiders in de wijngaard (Mattheüs 20, 1-16). 

Eigenlijk is het een heel ergerlijk verhaal als je het in eerste instantie met je modern gevoel voor rechtvaardigheid leest. Wie iets weet van arbeidsverhoudingen en loononderhandelingen die weet gewoon dat dit verhaal op groot ongeloof kan rekenen. Niet alleen slaat het nergens op dat iedereen hetzelfde loon krijgt, maar de baas zegt ook nog eens een aantal erg foute dingen. Bijvoorbeeld, dat het hem vrij staat te betalen wat hij wil – zo’n uitspraak verwacht je in hedendaagse setting niet, tenminste niet serieus bedoeld.  Dat staat hem namelijk – tenminste in Nederland, niet vrij en desnoods maakt het personeel hem dat wel duidelijk. Wellicht waren de arbeidsverhoudingen in Jezus’ tijd anders, maar dan nog. Ook toen klopte het niet echt – het lijkt weer zo’n christelijk verhaal. 

Maar: natuurlijk wist Jezus dat ook toen hij deze parabel, deze gelijkenis vertelde. 

Met de merkwaardige manier van uitbetaling wil Jezus zijn toehoorders prikkelen en door de gevoelde irritatie op een ander spoor zetten. Als we het verhaal eens goed lezen en uitpluizen – en tot het lezen van Bijbelse verhalen ook buiten de zondagse viering om wil ik u eigenlijk uitnodigen – lukt het wellicht dit spoor in het verhaal te ontdekken. 

Er is een wijngaard die nodig geoogst moet worden. Er is een eigenaar en er zijn landarbeiders, die zich op het plein – zoals dat vroeger was – voor een dag aan de boeren en landheren aanbieden. En er is een rentmeester die uiteindelijk voor de uitbetaling gaat zorgen. 

De eigenaar heeft  ‘morgens een groep dagloners ingehuurd en met hen een goede en redelijke prijs afgesproken. Hij ziet op een gegeven moment dat de pluk niet klaar komt, haalt nog meer mensen van het plein en zegt: “Met de beloning komt het wel goed”. Die mensen hadden er niet op gerekend die dag nog iets te kunnen verdienen, dus alles wat ze kunnen krijgen is in elk geval mooi meegenomen. Dat gaat zo nog een paar keer, tot aan het einde van de dag. Dan haalt hij er nog weer een paar arbeidskrachten bij, die pakweg maar een uurtje hoeven te werken, en ook aan hen belooft hij een goed en redelijk loon. 

Tot zover is het een logisch verhaal. 

Maar dan moet de rentmeester diegenen die het laatst kwamen het eerst uitbetalen en hen hetzelfde loon geven als was afgesproken voor de arbeiders van het eerste uur. En zo betaalt hij allen hetzelfde bedrag uit – ongeacht van hun inzet of prestatie. 

Logisch dat dat bij de arbeiders van het eerste uur verkeerd valt. Begrijpelijk dat ze protesteren. Maar de eigenaar reageert ook hier weer zeer apart. Hij zegt: Ik heb jullie toch geen onrecht gedaan, jullie hebben toch ontvangen wat we hebben afgesproken? 

Hij is dus barmhartig voor de laatst gekomen werkers en tegelijkertijd wil hij de eersten ook recht doen. 

Maar doe je mensen zo recht? 

Ja dus, volgens Jezus wel. En eigenlijk zou er ook bij ons, redelijk gewend aan Bijbelse verhalen, nu een lichtje moeten gaan branden. Wie een beetje thuis is in de Bijbel – en dat raak je wel als je af en toe op zondag naar de verhalen luistert – gaat natuurlijk extra opletten als er gesproken wordt over mensen die als eersten kwamen en mensen die het laatst kwamen. 

In het evangelie blijkt telkens weer dat een gelijkenis of een parabel die worden verteld een reactie is op een eerdere gebeurtenis rondom Jezus, een antwoord op een vraag. En dat is ook hier zo. 

In het tekstgedeelte hiervoor bij Mattheüs stelt Petrus Jezus een vraag: “We hebben werkelijk van alles opgegeven om u te volgen, vanwege dat koninkrijk van u. Wat krijgen we daar nou eigenlijk voor terug?” Typisch een menselijke en in zekere zin zeer eigentijdse vraag. Jezus heeft die vraag heel serieus beantwoord en heeft gezegd dat Petrus en de zijnen niets te kort zullen komen. Maar, zei hij toen ook, denk er wel om: vele eersten zullen de laatsten en vele laatsten de eersten zijn. 

En dát is precies wat hij met deze gelijkenis vertelt. De parabel gaat niet over arbeidsverhoudingen, maar over hoe het eraan toegaat in het Koninkrijk van God. Daar worden namelijk geen nummertjes getrokken van wie er aan beurt is. Daar wordt niet voortdurend berekend hoeveel eenieder afzonderlijk krijgt en waar hij of zij allemaal recht op heeft. In het Koninkrijk van God deelt de Rechtvaardige en Barmhartige zó royaal uit, dat iedereen tot haar of zijn recht kan komen. 

Dit is eigenlijk het evangelie – de goede boodschap – in een notendop. God heeft zijn kinderen allemaal even lief – om het maar eens vroom te zeggen. Zo zal het Koninkrijk van God zijn. 

Hoor je er van meet af aan bij? Ach – als dat zo is komt het toch wel goed met je. Dát zegt Jezus eerder tegen Petrus en in de parabel nu tegen ons. Maar degenen die altijd al aan de kant staan, achteraan komen, niet gezien zijn, die laat ik voorgaan zodat ook zij weten dat ze in tel zijn. In het Koninkrijk van God zullen er geen eerste- en geen tweederangsburgers meer zijn. 

En weet u wat toch een beetje blijft storen? 

De eerste arbeiders die protesteren omdat ze ook in het Koninkrijk van God op de eerste rang willen zitten omdat ze denken dat ze er het meeste recht op hebben. 

Wat hebben zij, wat hebben wij, nu eigenlijk begrepen van Jezus? 

Van de woorden “barmhartigheid” en “gerechtigheid”? 

De wereld van God is deze wereld, onze wereld dus, maar dan omgekeerd. En dát biedt eenieder in deze wereld uiteindelijk een hoopvol perspectief. 

 

Ik wens u allen een mooi begin van de herfst in en om Haarlem, 

 

Robert Frede, pastoor